In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
LES 1
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik
Tekstbegrip
Je hebt door middel van een bepaalde werkvorm achterhaald waar een tekst over gaat.
Spelling
Je hebt geleerd wanneer je de meervouds -n schrijft (sommige/sommigen)
Slide 2 - Tekstslide
Tekstbegrip
Je leert de inhoud van een tekst vast te leggen door middel van een beeldsamenvatting.
Slide 3 - Tekstslide
Luister naar boekfragment (voor het lezen)
Je gaat luisteren uit een fragment uit het boek Spijt van Carry Slee.
Wat vind je van dit fragment?
Heb je het in het dagelijks leven om je heen wel eens gezien?
Slide 4 - Tekstslide
Beeldsamenvatting (tijdens het lezen)
Open een leeg document in Google en zorg dat je er beiden in kunt werken. Maak een beeldsamenvatting van de tekst (je mag dus geen woorden gebruiken). Je mag wel plaatjes gebruiken waar woorden in voorkomen.
Slide 5 - Tekstslide
Reageren op stellingen (na het lezen)
Hieronder staan enkele stellingen. Wat vind jij?
1. Degene die wordt gepest roept het vaak over zichzelf uit.
2. Pesten hoort bij de pubertijd, daar word je hard van!
3. Pesten kan levenslange schade aanbrengen.
Slide 6 - Tekstslide
Spelling
We herhalen de regels achter de meervouds -n bij verwijzingen (2N heeft een 1-toets)
Je leert de tussenletter in samenstellingen
Met enkele leerlingen wordt de werkwoordspelling geoefend
Slide 7 - Tekstslide
De koeien werden naar hun stal gebracht. Enkele/enkelen wilden niet luisteren.
A
enkele
B
enkelen
Slide 8 - Quizvraag
Sommige/sommigen kwam zo luidruchtig binnen, dat ze door hun docent weer uit het lokaal werden gestuurd.
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 9 - Quizvraag
De meeste studenten halen hun propedeuse binnen de tijd, enkele/enkelen doen er langer over.
A
enkele
B
enkelen
Slide 10 - Quizvraag
De twee politiemannen waren op tijd bij het ongeluk. Beide/beiden konden het verkeer snel omleiden.
A
Beide
B
Beiden
Slide 11 - Quizvraag
Neem de regels op blz. 193 goed door.
Maak nu de oefening in dia 15 en kijk zelf na (antw op blz. 2 van oefening).
Begrijp je alles? Kijk of er ruimte is om de oefentoets te maken.
Klaar? lezen in je leesboek
Kort de werkwoordspelling herhalen
regels op blz 193 zelf doornemen.
Enkele voorbeelden samen oefenen (dia 14)
Lesplanning 2Q en 2R
Slide 12 - Tekstslide
1-toets maken
Neem de regels op blz. 179 goed door.
Maak nu de oefening in dia 15 en kijk zelf na (antw op blz. 2 van oefening).
Begrijp je alles? Kijk of er ruimte is om de oefentoets te maken.
Klaar? lezen in je leesboek
1-toets maken
Kort de werkwoordspelling herhalen
regels op blz. 179 zelf doornemen.
Enkele voorbeelden samen oefenen (dia 14)
Lesplanning 2N
Slide 13 - Tekstslide
Tussenletter in samenstellingen (even oefenen)
breek + been
maan + schijn
rommel + hoek
beer + sterk
gemeente + huis
hond + mand
Slide 14 - Tekstslide
docs.google.com
Slide 15 - Link
LES 2
timer
5:00
Slide 16 - Tekstslide
Tekstbegrip
Je leert de tekst te begrijpen door .....
Je gaat nu eerst kijken naar een fragment dat met het tekstonderwerp te maken heeft.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Tijdens het lezen
Lees de tekst . Zet een streep onder zinnen/woorden die bij jou blijven hangen (omdat ze moeilijk zijn, omdat je het erg vindt wat er wordt gezegd, omdat je dit niet wist, etc). Zoek de betekenis van de moeilijke woorden.
- robuust
- evacueren
- (ergens naartoe dirigeren)
- idyllisch (dorp)
- inventarisatie
- (een auto is) gestript
- renovatie
- zijn vruchten afwerpen
- meanderen
Slide 19 - Tekstslide
Na het lezen
Zoek op internet een filmpje over dit onderwerp. Wat kom je zo nog meer te weten?
timer
3:00
Slide 20 - Tekstslide
Spelling
We oefenen met de tussenletter in samenstellingen.
Slide 21 - Tekstslide
s? n? e? niets?
Wanneer je woorden aan elkaar koppelt, ontstaat een samenstelling. Sommige woorden kun je zonder iets toe te voegen aan elkaar plakken. Je voegt dan niets toe. In andere gevallen moet je een S toevoegen, een N ofE.
Open in je mail het artikel dat je hebt gelezen bij tekstbegrip over de watersnoodramp in Valkenburg. Je pakt de volgende 4 kleuren voor je: rood / blauw / geel / groen. Geen kleurtjes mee? Bedenk dan zelf een creatieve oplossing. Geef de samenstellingen die je tegenkomt de juiste kleur.