Thema Disk uiterlijk introductie

Disk thema 10 - uiterlijk 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOMiddelbare schoolISKStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Disk thema 10 - uiterlijk 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide


Slide 9 - Open vraag


A

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Woordweb

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

uiterlijk in je eigen taal

Slide 21 - Woordweb

Waarover gaat dit thema? 
Dit thema gaat over uiterlijk.
Sta je ’s morgens lang voor de spiegel?
Is het belangrijk voor jou hoe je eruitziet? Welke kleding draag je het liefst?
Waaraan geef je het meeste geld uit?
En er perfect uitzien, hoe doen fotomodellen dat?

Slide 22 - Tekstslide

Uiterlijk

Slide 23 - Woordweb

Vind jij het belangrijk hoe je eruit ziet?
A
Heel belangrijk
B
Een beetje belangrijk
C
Niet zo belangrijk
D
Helemaal niet belangrijk

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Link

1. Het meisje is blij met haar make-up.
2. Het meisje pakt de lippenstift.
3. Het meisje denkt: ik maak me mooi.
4. Het meisje poetst haar tanden.

A
1-2-3-4
B
2-4-3-1
C
4-3-2-1
D
4-2-3-1

Slide 26 - Quizvraag

Het meisje gebruikt make-up voor haar mond en haar ogen.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Waar over gaat dit thema?
A
Over make-up.
B
Over hoe je eruit ziet.
C
Over mooie meisjes.

Slide 28 - Quizvraag

1. Noem 1 leerling
Zeg zijn/haar naam en noem je 1 ding over het uiterlijk van de persoon:
Bijvoorbeeld: je hebt bruine ogen. Of je hebt kort haar. Je hebt zwart haar.
Geen mening maar een feit!

Slide 29 - Tekstslide

Noem een leerling
Zeg zijn of haar naam en  geef deze persoon een compliment over zijn/haar uiterlijk.
Bijvoorbeeld: je hebt mooi haar, mooie ogen, mooie kleren.

Slide 30 - Tekstslide

Vertaal de woorden in je eigen taal.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video