Les 16-03

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Cours du 16-03

Leertoets 2

Woensdag 30 maart, 3e uur

- Bijv. naamwoord

- kloktijden

- aller

- woorden chapitre 6

- zinnen chapitre 5 en 6 (alle phrases Clés)

Programme

- répéter                                                 (15 min)

   - 'bez. nw'

   - 'bijv. nw'    

- Les devoirs: questions?                   ( 5 min)

- Bron B: Lire                                        (20 min)

- Bron C: les phrases Clés                  (15 min)

- Les devoirs                                         ( 5 min)

                       

Lesdoelen

Het bezittelijk naamwoord

Beschrijf eens in 2 beknopte zinnen wat het betrekkelijk voornaamwoord is en schrijf op in je schrift. 

Kortom

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit van iemand aan: mijn fiets, jouw huis, haar schoenen. 

De vorm hangt af van de vorm van het zelfstandige naamwoord: mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud.

Let op bij son en sa. Beide betekenen zijn, ondanks dat 'sa' de vrouwelijke vorm is. 

Paul a un copain > c'est son copain: het is ZIJN vriend.

Laura a un copain > c'est son copain: het is HAAR vriend.

De vormen

Let op de volgende dingen:

- Wanneer een woord met a,       e, i, o, u, y begint >       

   mannelijke vorm

- Met 'son' en 'sa' > beide 

   'zijn', ondanks vrouwelijke     vorm.

Het bijvoeglijk naamwoord

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Bijvoeglijk naamwoord

• Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
• Het geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan. groot, klein, slim, etc.
• Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Frans vaak achter een zelfstandig naamwoord.

La famille est grande.

La femme est gentille.

We lazen net dat het bijvoeglijk naamwoord zich aanpast, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 

Dat levert de volgende combinaties op:

La fille est jolie

Les filles sont jolies

Le garçon est joli

Les garçons sont jolis

Ook goed om te weten:

Wanneer een bijv. nw eindigt op een -e, dan krijgt het geen extra -e bij de vrouwelijke vorm.

> le garçon timide. -> la fille timide.

   Dus niet: la fille timidee

Wanneer een bijv. nw eindigt op een -s, dan krijgt het geen extra -s in het meervoud. 

> l'éléphant gris. -> les éléphants gris. 

   Dus niet: les éléphants griss

Bas a les cheveux blond/blonds/blondes

Kies het juiste antwoord:

Sa mère est français/française/françaises

Kies het juiste antwoord:

Le bâtiment est gris > Les bâtiments sont gris/griss

Kies het juiste antwoord:

Les devoirs

Il y a des questions?

B, lire

Madagascar, c'est chouette!

Laten we even samen naar de tekst kijken. 

Maintenant c'est à vous:

faire: ex. 10a, b, c + ex.11a, b, c + ex. 12a.

Huiswerk: leren voca B