Taal A1 - taalbeschouwing bijeenkomst 9

Taal A1 - taalbeschouwing bijeenkomst 9
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Taal A1 - taalbeschouwing bijeenkomst 9

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel fonemen?
TAART
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel fonemen?
WEGWIJZER
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel fonemen?
PEREN
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel fonemen?
DIA
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel morfemen?

ACHTERUITKIJKSPIEGELTJE
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel morfemen?

LOOPT
A
1
B
2
C
3

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel morfemen?

REGELDEN?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een homoniem?
A
Het zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben.
B
Het zijn woorden die hetzelfde klinken, maar verschillend worden geschreven. De betekenis is anders.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oma spreek je aan met u.
A
Pragmatisch niveau
B
Semantisch niveau

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Syntaxis
B
Orthografie
C
Semantiek
D
Fonologie

Slide 11 - Quizvraag

Syntaxis (zinsbouw)
Een kind zegt: 'Dat is een klein dingje'
Op welk niveau van de taal maakt het een fout?
A
morfologisch
B
orthografisch
C
semantisch
D
pragmatisch

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gesignaleerde taalverandering:
'hij heb' in plaats van 'hij heeft'
A
fonologisch
B
morfologisch
C
semantisch
D
syntactisch

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende zin kan op twee manieren worden opgevat: 'Paus haalt tijdens lunch met armen uit naar rijken.'
Met welk niveau van de taal heeft dit te maken?
A
morfologisch
B
orthografisch
C
semantisch
D
pragmatisch

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kind zegt: 'Waarom jij altijd lelijk doen?'

Op welk niveau van de taal maakt het een fout?
A
morfologisch
B
orthografisch
C
syntactisch
D
pragmatisch

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

fiets en rijwiel zijn.... van elkaar.
A
synoniemen
B
antoniemen
C
homografen
D
homoniemen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

groot-klein en dik-dun noemen we....van elkaar.
A
synoniemen
B
antoniemen
C
homografen
D
homoniemen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

bank is een ....
A
synoniem
B
antoniem
C
homograaf
D
homoniem

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies