Het maken van een samenvatting KWT

Het maken van een samenvatting
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Het maken van een samenvatting

Slide 1 - Tekstslide

KWT geschiedenis
Je komt bij het keuze-uur geschiedenis om te werken aan geschiedenis!
Je hebt dus sowieso je tekstboek/werkboek en schrift van geschiedenis bij je!
Je krijgt ondersteuning bij huiswerk dat je gemaakt en niet begrepen hebt.
Je kunt werken aan opdrachten van geschiedenis.
Je krijgt extra verdiepende uitleg!
We kijken naar bijv. Jeugdjournaal.

Slide 2 - Tekstslide

Het vak geschiedenis
  • veel teksten 

  • hoofd- en bijzaken

  • begrippen

  • bronnen

Slide 3 - Tekstslide

Je maakt samenvattingen bij het vak geschiedenis om:
  • de leerstof overzichtelijk te maken voor jezelf

  • hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden

Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan voor het maken van een samenvatting
  • Stap 1: Waar gaat de paragraaf over?
  • Stap 2: Lees de tekst
  • Stap 3: Noteer de begrippen
  • Stap 4: Schrijf de belangrijkste informatie op
  • Stap 5: Schrijf de samenvatting
  • Stap 6: Controleer de samenvatting

Slide 5 - Tekstslide

Stap 1
Waar gaat de paragraaf over?
  • Vorm een beeld van waar de paragraaf over zal gaan.

  • Kijk naar de titel van de paragraaf.
  • bestudeer de leerdoelen (blauwe stukje aan het begin van de paragraaf)

  • Kijk naar tussenkopjes.

Slide 6 - Tekstslide

Stap 2
Lees de tekst
  • Lees de hele tekst één keer zorgvuldig door.

  • Doe dit zin voor zin en probeer te begrijpen wat er staat.

Slide 7 - Tekstslide

Stap 3
Noteer de begrippen
  • Komen er begrippen voor in de tekst? Noteer deze dan en schrijf er de juiste betekenis bij.
  • De begrippen staan in het tekstboek dikgedrukt.
  • Aan het einde van het hoofdstuk vind je een begrippenlijst per paragraaf. Daar staan de betekenissen.

Slide 8 - Tekstslide

Stap 4a
Schrijf de belangrijkste informatie op
  • Je gaat de tekst nogmaals lezen.
  • Je stopt na iedere alinea.
  • Schrijf de belangrijkste informatie uit de alinea zo kort mogelijk op. Zorg er wel voor dat je zelf begrijpt wat je hebt opgeschreven!
  • Herhaal dit voor iedere alinea in de paragraaf.

Slide 9 - Tekstslide

Stap 4b
Om te bepalen wat belangrijk is in de tekst, stel je de volgende vragen:

  • Waar gaat de stof over?
  • Wat is een hoofdzaak en wat een bijzaak?
  • Wat is er gebeurd?
  • Waarom gebeurde dit? (aanleiding en oorzaak)
  • Wanneer gebeurde dit?
  • Wie waren er bij betrokken?
  • Wat zijn de gevolgen?

Slide 10 - Tekstslide

Stap 5
Schrijf de samenvatting
  • Maak per alinea een kort verhaal van de begrippen uit stap 3 en de belangrijkste informatie uit stap 4.

  • Schrijf dit verhaal in je eigen woorden. Jij gaat de samenvatting immers zelf gebruiken om de lesstof te leren!

Slide 11 - Tekstslide

Stap 6
Controleer de samenvatting
  • Is de samenvatting klaar? Lees deze dan nog een paar keer door en ga na of je begrijpt wat je hebt opgeschreven.

  • Om echt na te gaan of je alles hebt begrepen is het verstandig om je te laten overhoren.
  • als jouw handschrift niet zo duidelijk is, neem de samenvatting over met je laptop, let wel op, dat je een mapje aanmaakt. zodat je goed kunt terugvinden

Slide 12 - Tekstslide

Manier 2: Woordweb
• Pak een A-4tje. 
• Schrijf de hoofdzaak op (titel tussenkopje/paragraaf/leerdoel) en zet er een rondje omheen.
 • Schrijf alle zaken die jij belangrijk vindt bij de hoofdzaak om het rondje heen. 
• Je kunt met verschillende kleuren werken om aan te geven dat er verschillende hoofdzaken zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Manier 3: structuur aanbrengen
Zoek signaalwoorden en structuren:
➜ opsomming 
-
-
➜ belangrijk + uitleg
➜ oorzaak-gevolg : -->,

Slide 14 - Tekstslide

voorbereiden toetsweek

Slide 15 - Tekstslide

tussentijds de stof bijhouden, hoe kun je dat doen??
  • samenvatting doornemen met behulp van de leerdoelen 
  • oefeningen online maken
  • flitskaarten maken
  • zelf toetsvragen bedenken
  • je laten overhoren
  • vragen stellen bij de tussenkopjes van de paragraaf (w-vragen; wie/wat/waarom/wanneer/waar)

Slide 16 - Tekstslide