- Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
''Toen ze dat zei, ging iedereen juichen''
- Voor signaalwoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl, want:
Ik wil graag op vakantie, maar ik twijfel naar welk land ik moet gaan.
- Bij een opsomming plaats je komma's.
Ze heeft veel soorten fruit in huis, zoals appels, peren, sinaasappels en druiven.