V5 les 1 Beginbalans herhaling

Bedrijfseconomie V5
Les 1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie V5
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Afspraken Bedrijfseconomie
Wat verwacht je van mij?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Antwoord

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Balans opstellen

Slide 11 - Tekstslide

Een balans is altijd een momentopname
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een balans?
A
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen op een bepaald moment weer
B
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen over een bepaalde periode weer
C
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten op een bepaald moment
D
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode

Slide 13 - Quizvraag

Crediteuren
Debiteuren
Rekening courant krediet
Te vorderen btw
Vooruitbetaalde bedragen
Vooruitontvangen bedragen

Welke van de hierboven genoemde posten staan op de passivazijde van de balans?
A
Debiteuren, vooruitbetaalde bedragen, rekening courant krediet
B
Debiteuren, vooruitontvangen bedragen, te vorderen btw
C
Crediteuren, vooruitbetaalde bedragen, te vorderen btw
D
Crediteuren, vooruitontvangen bedragen, rekening courant krediet

Slide 14 - Quizvraag

Debiteuren behoren op de balans tot de ...
A
Eigen vermogen
B
Vreemd vermogen < 1 jaar
C
Bezittingen
D
Vreemd vermogen > 1jaar

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Je eigen vermogen STIJGT wanneer je..
A
privé opnamen doet
B
winst maakt
C
geld ontvangt
D
winst verdeelt (en dividend uitkeert)

Slide 19 - Quizvraag

Hoe bereken je het eigen vermogen (EV)?
A
Kosten - opbrengsten = EV
B
Kas+bank-liquide middelen=EV
C
Bezit - vreemd vermogen = EV
D
Debetzijde - creditzijde = EV

Slide 20 - Quizvraag

Maken
3.7 en 3.8 (blz 44-46)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide