In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets thema 2.
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel 1
Je kunt de functies van voedingsstoffen noemen.
Je weet het verschil tussen plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen.
Dit kun je leren in basisstof 1.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe noem je alles wat je eet en drinkt?
Slide 3 - Open vraag
Is het voedingsmiddel plantaardig of dierlijk?
Plantaardig
Dierlijk
Andijvie
Bloemkool
Ei
Gehakt
Karbonade
Karnemelk
Kiwi
Pasta
Snijworst
Slide 4 - Sleepvraag
Welke functie hebben stoffen die vooral onder de huid worden opgeslagen?
A
Beschermende stof
B
Bouwstof
C
Brandstof
D
Reservestof
Slide 5 - Quizvraag
Wat gebruikt je lichaam om nieuwe cellen te maken?
A
Beschermende stoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen
D
Reservestoffen
Slide 6 - Quizvraag
Wie zal er meer bouwstoffen nodig hebben, een jong kind of een bejaarde man? Leg je antwoord uit.
Slide 7 - Open vraag
Leerdoel 2.
Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies.
Slide 8 - Tekstslide
Is zetmeel een koolhydraat?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quizvraag
Welke groepen voedingsstoffen kunnen energie leveren?
Leveren energie
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Water
Mineralen
Vitamine
Slide 10 - Sleepvraag
Leveren koolhydraten energie?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Leerdoel 3
Je kunt zetmeel aantonen met een indicator.
Slide 12 - Tekstslide
Waarvoor wordt een indicator gebruikt.
Slide 13 - Open vraag
Welke kleur heeft een joodoplossing?
A
Lichtblauw
B
Lichtbruin
C
Lichtgroen
D
Lichtpaars
Slide 14 - Quizvraag
In de afbeelding zie je een bord met gekookte aardappelen. Er is wat joodoplossing bij gedaan. Bevat een aardappel zetmeel?
A
Bevat wel zetmeel
B
Bevat geen zetmeel.
Slide 15 - Quizvraag
Leerdoel 4
Je kunt de functie van verteringssappen en enzymen noemen.
Je kunt de organen van het verteringsstelsel noemen.
Slide 16 - Tekstslide
Door verteringssappen kan voedsel worden verteerd. Maak de zin kloppend. Verteringssappen worden gemaakt door:...
A
Verteringsproducten
B
Verteringsklieren
Slide 17 - Quizvraag
Noem 3 verteringsklieren
Slide 18 - Open vraag
Wat is de functie van enzymen?
Slide 19 - Open vraag
Zet de organen van het verteringsstelsel in de juiste volgorde.
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige darm
Maag
Mondholte
Slide 20 - Sleepvraag
In welk deel van het darmkanaal worden veel voedingsstoffen in het bloed opgenomen?
A
In de dikke darm
B
In de dunne darm
C
In de endeldarm
D
In de twaalfvingerige darm
Slide 21 - Quizvraag
Hoe noem je deel 1?
Slide 22 - Open vraag
Hoe noem je deel 2?
Slide 23 - Open vraag
Hoe heet dit deel van het gebit en wat kun je er mee?
Slide 24 - Open vraag
Hoe heet dit deel van het gebit?
Slide 25 - Open vraag
Hoe heet dit deel van het gebit en wat kun je er mee?
Slide 26 - Open vraag
Leerdoel 6
Je kunt de bouw en werking van de darmen beschrijven.
Slide 27 - Tekstslide
Wat zijn peristaltische bewegingen?
A
Bewegingen van de darmen om voedsel voort te duwen en te mengen met verteringssappen.
B
Bewegingen van de maag om het voedsel te kneden.
C
Beweging van de darmen waarbij voedingsstoffen in het bloed worden opgenomen.
Slide 28 - Quizvraag
Juist of onjuist? Door darmperistaltiek wordt het voedsel gekneed en gemengd met verteringssappen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Maak de zin af: Door voedingsvezels verloopt de darmperistaltiek...
A
beter
B
slechter
Slide 30 - Quizvraag
Aart heeft last van verstopping van het darmkanaal. Aart kan volkorenbrood of witbrood eten. Volkorenbrood brood bevat de meeste voedingsvezels. Welk soort brood kan Aart het beste eten om verstopping van het darmkanaal te voorkomen? Leg je antwoord uit.
Slide 31 - Open vraag
Leerdoel 7
Je kunt met de Schijf van Vijf adviezen voor een gezonde voeding geven.
Slide 32 - Tekstslide
Uit de grote vakken van de schijf van vijf moet je ................ eten.
Deze vakken bevatten ........................... Voedingsmiddelen.
Maak de zinnen af door de goede worden in de zin te slepen.
Meer
Minder
Dierlijke
Plantaardige
Slide 33 - Sleepvraag
Je eet een maaltijd die bestaat uit sla, gebakken aardappels en biefstuk. Welk voedingsmiddel levert vooral eiwitten?
A
Aardappelen
B
Biefstuk
C
Sla
Slide 34 - Quizvraag
Veel mensen nemen tussen de maaltijden een tussendoortje. Wat kun je het beste tussendoor eten, snoep of fruit? Leg je antwoord uit.
Slide 35 - Open vraag
Welke organismen kunnen je voedsel bederven?
Slide 36 - Open vraag
Kun je een voedselvergiftiging krijgen door bedorven voedsel?