In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Qu'est-ce qu'on va faire?
- répéter verbe G + texte E
- expliquer grammaire I
- regarder texte F
- les devoirs
Slide 2 - Tekstslide
Prendre
het ww van bron G
Ken jij m al?
Slide 3 - Tekstslide
Vertaal: Nous prenons
A
wij nemen
B
wij kijken
C
wij kopen
D
wij eten
Slide 4 - Quizvraag
Vertaal: Hij neemt
A
il prends
B
il prend
C
il prent
D
il prennent
Slide 5 - Quizvraag
Vertaal: Zij nemen
A
ils prennent
B
ils prenent
C
ils prent
Slide 6 - Quizvraag
Vertaal: Zij heeft genomen
Slide 7 - Open vraag
Vous avez encore des questions?
Slide 8 - Tekstslide
Lees onderstaande zinnen goed
J'aime les fraises
J'achète un kilo de pommes
Je prends de la salade
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Lees onderstaande zinnen goed
J'aime les fraises
J'achète un kilo de pommes
Je prends de la salade
Wat valt je op als je naar de lidwoorden kijkt?
Slide 11 - Tekstslide
Grammaire I
In deze grammatica leer je wanneer je welk soort lidwoord moet gebruiken en je leert een nieuw soort lidwoord: het delend lidwoord. Het lastige is, dat we dit lidwoord niet kennen in het Nederlands.
Ik neem salade. --> Je prends de la salade.
Slide 12 - Tekstslide
Welk lidwoord?
Om te leren wanneer je welk lidwoord nodig hebt, krijg je van mij een stappenplan. Als je deze telkens van boven naar beneden volgt, kom je altijd bij het goede lidwoord uit.
Dit stappenplan gebruik je wanneer er in het NL geen lidwoord staat. (bijv. Ik neem salade)
Slide 13 - Tekstslide
Deze poster zet ik ook in Teams, zodat je m beter kunt lezen)
du = mnl
de la = vrl
de l' = mnl/vrl met een klinker
des = mv
Slide 14 - Tekstslide
Par exemple
1. Il préfère ___ carottes.
2. Vous mangez un kilo ___ tomates?
3. Elle prend ___ fraises.
Slide 15 - Tekstslide
Par exemple
1. Il préfère les carottes.
2. Vous mangez un kilo deharicots verts?
3. Elle prend des fraises.
Slide 16 - Tekstslide
Vul in: Elle adore ___ fraises.
A
les
B
des
C
de
D
une
Slide 17 - Quizvraag
Vul in: Nous mangeons ____ tomates
A
les
B
des
C
une
D
de
Slide 18 - Quizvraag
Vul in: Il prend trois kilos ___ viande.
A
le
B
du
C
de
D
les
Slide 19 - Quizvraag
Vul in: Je ne mange pas ___ légumes.
A
le
B
de
C
du
D
les
Slide 20 - Quizvraag
Let op:
Hoeveelheden zijn:
- een liter, een fles, een doos, veel, weinig, een beetje, een kilo, een pond, hoeveel, etc.
Maar!!! een getal wordt niet als hoeveelheid gezien!!!