maatwerk Frans brugklas s22

Bonjour les garçons!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour les garçons!

Slide 1 - Tekstslide

Het Delend Lidwoord
Wat is dat en wanneer gebruik je het?



Eerst even de lidwoorden die je al kent ...


Slide 2 - Tekstslide

In het Frans zijn dit de lidwoorden: ...

Slide 3 - Woordweb

Vertaal het lidwoord:
de man = .... homme

Slide 4 - Open vraag

Vertaal het lidwoord:
de stokbroden = .... baguettes

Slide 5 - Open vraag

Vertaal het lidwoord:
een salade = .... salade

Slide 6 - Open vraag

De Franse lidwoorden

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v
de, het
le
la
l'
les
een
un
une

des

Slide 7 - Tekstslide

In het Nederlands gebruik je niet altijd een lidwoord
Voorbeeld: Ik neem kaas. Ik neem water.
Je weet niet hoeveel kaas of hoeveel water. Dat wordt niet gezegd.

In het Frans gebruik je dan een delend lidwoord.
In het Nederlands bestaat dat niet, je kunt het dus niet vertalen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Delend lidwoord

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v

du
de la
de l'
des
Je prends ...
           du fromage
           de la confiture 
           de l'eau 
           des tomates 
  
Ik neem ...
     kaas
     jam
     water
     tomaten

Slide 10 - Tekstslide

Hij neemt bananen. =
Il prend ..... bananes.
(weet je de hoeveelheid?)
A
les
B
des
C
de

Slide 11 - Quizvraag

Neemt u cola? =
Vous prenez .... coca?
(weet je de hoeveelheid?)
A
du
B
le
C
de

Slide 12 - Quizvraag

Wij nemen jam. =
Nous prenons ..... confiture.
(weet je de hoeveelheid?)
A
la
B
une
C
de la
D
de

Slide 13 - Quizvraag

Zij nemen water. =
Ils prennent .... eau.
(weet je de hoeveelheid?)

Slide 14 - Open vraag

Maar ... (1)
Je gebruikt de

- na een woord van hoeveelheid:
      Elle prend un kilo de fromage.     Zij neemt een kilo kaas.
      Elle prend un litre de lait.               Zij neemt een liter melk.
- na een ontkenning:
      Elle ne prend pas de fromage.    Zij neemt geen kaas.

Slide 15 - Tekstslide

Wij nemen jam. =
Nous prenons un pot ..... confiture.
(weet je de hoeveelheid?)
A
la
B
une
C
de la
D
de

Slide 16 - Quizvraag

Wij nemen jam. =
Nous ne prenons pas ..... confiture.

A
la
B
une
C
de la
D
de

Slide 17 - Quizvraag

Maar ... (2)
Staat er een aantal / een getal / een telwoord?

Dan gebruik je alleen het telwoord:     Je prends cinq bananes.

Slide 18 - Tekstslide

Hij neemt bananen. =
Il prend ..... deux bananes.

A
les
B
des
C
de
D
niks

Slide 19 - Quizvraag

Samengevat:
> je weet niet hoeveel
> je weet wel hoeveel
> ontkenning
> je weet het aantal
Je prends des bananes.
Je prends un kilo de bananes.
Je ne prends pas de bananes.
Je prends six bananes.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Antwoorden 
  1. Ik neem brood.                 = Je prends du pain >
  2. Wij nemen snoepjes.     = Nous prenons des bonbons >
  3. Eet u vlees?                        = Mangez-vous de la viande? >
  4. Zij eten altijd vis.              = Ils mangent toujours du poisson. <

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden 
  • a. bananen         = des bananes
  • b. kaas                  = du fromage
  • c. groenten        = des légumes
  • d. salade             = de la salade
  • e. croissants     = des croissants
  • f. 8 eieren           = huit oeufs
  • g. olie                   = de l'huile

Slide 24 - Tekstslide

Dus ...
Staat er in de zin een woord van hoeveelheid?

Gebruik dan dat woord van hoeveelheid + de + (znw)
exemple:
     Je prends un kilo de fromage.     Ik neem een kilo kaas.
      Un litre d'eau.                                     Een liter water.

Slide 25 - Tekstslide

Dus ...
Staat er in de zin een ontkenning?

Gebruik dan:  de ontkenning + de + …
exemple:
    Je ne prends pas de fromage.             Ik neem geen kaas

Slide 26 - Tekstslide

Dus ...
Staat er in de zin een telwoord?

Gebruik dan alleen het telwoord + …
 exemple:
     Je mange dix tomates.              Ik eet tien tomaten.


Slide 27 - Tekstslide

Delend Lidwoord? Dat is voor mij
helemaal duidelijk
bijna duidelijk
nog niet helemaal duidelijk
helemaal niet duidelijk

Slide 28 - Poll

Qu'est-ce que tu manges?
Au petit déjeuner, je prends/je mange.......

Au déjeuner, je prends/ je mange......

Au diner, je prends/ je mange.....


Slide 29 - Tekstslide

Oefenen met het ww prendre

Slide 30 - Tekstslide

Oefenen met het ww prendre

Slide 31 - Tekstslide

Elles..... (prendre, présent)
A
Elles prennent
B
Elles ont pris
C
Elles a pris
D
Elles ont prendé

Slide 32 - Quizvraag

Vous .....(prendre, présent)
A
prenons
B
prendez
C
prenez
D
prennent

Slide 33 - Quizvraag

Elle ....(prendre, présent)
A
prend
B
prends
C
prenez
D
prenons

Slide 34 - Quizvraag

Il ... (prendre, présent)
A
prends
B
prend
C
pren
D
prene

Slide 35 - Quizvraag

Je (prendre, présent)
A
Je prenons
B
Je prend
C
Je prends
D
Je prendre

Slide 36 - Quizvraag

Nous……..(prendre, présent)
A
prennent
B
prenons
C
prennons
D
prendons

Slide 37 - Quizvraag

Elles ____ (prendre, présent)
A
prend
B
prendent
C
prenent
D
prennent

Slide 38 - Quizvraag

PRENDRE au présent
je prends
tu prends
elle prend
il prend
on prend
nous prenons
vous prenez
ils prennent
elles prennent
men neemt
zij nemen
ik neem
zij nemen
jij neemt
zij neemt
wij nemen
hij neemt
jullie nemen

Slide 39 - Sleepvraag

(prendre, présent) Nous......................

Slide 40 - Open vraag

(prendre, présent) Tu......................

Slide 41 - Open vraag

(prendre, présent) Elles ......................

Slide 42 - Open vraag

(prendre, présent) Vous......................

Slide 43 - Open vraag

Woordjes leren!

Slide 44 - Tekstslide

la semaine prochaine....
oefenen met le passé composé

Slide 45 - Tekstslide