Ik kan bij de onderstreepte signaalwoorden het goede tekstverband aangeven.
Ik kan een doorstroomschema maken als samenvatting van een onderdeel van de tekst.
Ik kan open vragen beantwoorden n.a.v. een tekst en zoek mijn antwoord op in de tekst. Ik probeer woorden uit de tekst te gebruiken in mijn antwoord.