Nieuwsbegrip, Vuurtoren "Lange Jaap" staat op omvallen

vuurtoren "Lange Jaap" staat op omvallen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vuurtoren "Lange Jaap" staat op omvallen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel: We lezen de tekst actief in aan de hand
van sleutelvragen en beantwoorden vragen over de tekst
Leesdoel: Na het lezen kunnen we vertellen wat de functie is van vuurtorens en wat er aan de hand is met de vuurtoren bij Den Helder.

Slide 2 - Tekstslide

vuurtoren

Slide 3 - Woordweb

We lezen samen de tekst

Slide 4 - Tekstslide

sleutelvragen

Slide 5 - Tekstslide

Het eerste kopje in de tekst is: Hoogste van Nederland. Welk kopje zou ook goed bij dat stukje tekst passen?



A
Dorp
B
Kijkduin
C
Weg

Slide 6 - Quizvraag

In welk stukje kun je het antwoord vinden op de vraag: "Waar komt de naam
‘vuurtoren’ vandaan?"
A
in het stukje Ongerust en boos
B
in het stukje Vuur
C
in het stukje Vuurtorens

Slide 7 - Quizvraag

3. In regel 12 staat: Maar die is nu afgesloten voor publiek. Wie of wat wordt bedoeld
met die?
A
gevaar (regel 11)
B
de vuurtoren (regel 11-12)
C
een weg (regel 12)

Slide 8 - Quizvraag

4. Lees regel 17-18: Waarom is er dan niet eerder ingegrepen? Wat betekent
ingrijpen?
A
ergens iets tegen doen als het bijna fout gaat
B
goed nadenken over iets voordat je het doet
C
iets stevig beetpakken omdat het gaat vallen

Slide 9 - Quizvraag

5. In regel 20-21 staat: En daardoor kan de toren omvallen. Waardoor kan de toren omvallen?
A
door scheuren in de muren van de vuurtoren
B
door scheuren in de vloeren van de vuurtoren
C
doordat de vuurtoren een rijksmonument is

Slide 10 - Quizvraag

6. In regel 22 staat: Daar mag je niet zomaar alles mee doen. Waarnaar verwijst "Daar"?
A
de vloeren (regel 19)
B
scheuren in de muren (regel 20)
C
een rijksmonument (regel 21-22)

Slide 11 - Quizvraag

7. In regel 30 staat: Tegenwoordig hebben veel schepen een radar om te zien waar het land is. Wat betekent tegenwoordig?
A
eerder, een tijdje geleden
B
later, in de toekomst
C
nu, van deze tijd

Slide 12 - Quizvraag

8. In regel 34-35 staat: Hierdoor kunnen ze schepen de verschillende vuurtorens
herkennen. Welke zin past hier het beste achter?
A
Ze kunnen dan gokken waar ze zijn.
B
Ze weten dan precies waar ze varen.
C
Ze weten dan waar het land is.

Slide 13 - Quizvraag