2D 21 April Future

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Future = toekomende tijd
Alles wat niet al gebeurd is (verleden tijd) en niet nu aan de gang is (tegenwoordige tijd). Dus alles wat nog moet 
gebeuren.

Slide 2 - Tekstslide

In welke tijd staat deze zin:
I walk to school every day
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd

Slide 3 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
My mother will be so angry when I get home...
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 4 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
My grandmother was very hungry during World War II.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd

Slide 5 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Tomorrow you are going to make a test.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 6 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
We played football yesterday.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Future = to be going to
     voorspellingen waar je bewijs
     voor hebt.  
     Je bent van plan om iets te 
     gaan doen
1
2

Slide 9 - Tekstslide

Future = to be going to
I am going to read
you are going to swim
he is going to write
we are going to sing
you are going to dance
they are going to walk

Slide 10 - Tekstslide

Future = to be going to
Am I going to read ?
Are you going to swim?
Is he going to write?
Are we going to sing?
Are you going to dance?
Are they going to walk ?

Slide 11 - Tekstslide

Future = to be going to
I am not going to read
you are not going to swim
he is not going to write
we are not going to sing
you are not going to dance
they are not going to walk

Slide 12 - Tekstslide

Captain Kirk .......... the Enterprise.
A
am going to fly
B
is going to fly
C
are going to fly

Slide 13 - Quizvraag

I .......... my friends.
A
am going to visit
B
is going to visit
C
are going to visit

Slide 14 - Quizvraag

She .......... you.
A
am going to forget
B
is going to forget
C
are going to forget

Slide 15 - Quizvraag

Sam and Fenne .......... watch a movie.
A
am going to watch
B
is going to watch
C
are going to watch

Slide 16 - Quizvraag

My daughter .......... her exams.
A
am going to pass
B
is going to pass
C
are going to pass

Slide 17 - Quizvraag

You .......... Mr Spock.
A
am going to meet
B
is going to meet
C
are going to meet

Slide 18 - Quizvraag

The crew of Star Trek .......... the world.
A
am going to rescue
B
is going to rescue
C
are going to rescue

Slide 19 - Quizvraag

Dr McCoy .......... you.
A
am going to help
B
is going to help
C
are going to help

Slide 20 - Quizvraag

Future = Will
* gebruik je voor voorspellingen
* voor beloftes 
* als je aanbiedt om iets te doen

Slide 21 - Tekstslide

will + not = WON'T

Slide 22 - Tekstslide

Dus:
bij vragen gebruik je Shall bij I and we

Slide 23 - Tekstslide

Future = will
Shall I read ?
will you swim?
will he write?
Shall we  sing?
Will you dance?
Will they  walk ?

Slide 24 - Tekstslide

Future = to be going to
I will not read
you will not swim
he will not write
we will not sing
you will not dance
they will not walk

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer gebruik je Will?
A
Bij een voorspelling (zonder bewijs)
B
Als je iets zeker weet
C
Als je iets van plan bent

Slide 26 - Quizvraag

________ (open - I) the window?
A
Will I open
B
Am I going to open
C
Shall I open
D
Do I open

Slide 27 - Quizvraag

You ....probably win first prize
A
will
B
are going to

Slide 28 - Quizvraag

You must be hungry.
I ... you a sandwich. (make)
A
am going to make
B
make
C
will making
D
will make

Slide 29 - Quizvraag

I have no idea, but I have a feeling that my team ..... (win) tomorrow's match.
A
will winning
B
will going to win
C
is going to win
D
will win

Slide 30 - Quizvraag

Future: Present continuous
Je kunt de present continuous, die je normaal gebruikt voor iets dat nú bezig is, ook gebruiken voor de toekomende tijd. Dit gebeurt bij geplande acties of zaken waar je een 'bewijs' van hebt, zoals een ticket, een agenda verzoek, etc.

Vorm: 'to be' + ww + ing
Voorbeeld: I am going to that concert next month

Slide 31 - Tekstslide

Wat is de correcte vertaling van:
Hij vertrekt dinsdag naar Londen
A
He is leaving for London on Tuesday
B
He is going to leave for London on Tuesday
C
He will leave for London on Tuesday
D
He leaves for London on Tuesday

Slide 32 - Quizvraag

On Sunday at 8 o'clock I _____ (meet) my friend.
A
will meet
B
am going to meet
C
am meeting
D
meet

Slide 33 - Quizvraag

They ______ (fly) to London on Friday evening.
A
will fly
B
are going to fly
C
are flying
D
fly

Slide 34 - Quizvraag

Future: Present Simple
Tot slot kun je nog over de toekomst spreken door middel van de present simple, maar alleen bij:
schema's, planningen, roosters.

Vorm: hele ww (+s bij he/she/it)

Voorbeeld: The train leaves at 17.03

Slide 35 - Tekstslide

Wat is de correcte vertaling van:
De film begint om 20.00
A
The film will start at 20.00
B
The film is going to start at 20.00
C
The film starts at 20.00
D
The film is starting at 20.00

Slide 36 - Quizvraag

The train _____ (leave) at 11.45.
A
will leave
B
is going to leave
C
is leaving
D
leaves

Slide 37 - Quizvraag

The English lesson _____ (start) at 8.45.
A
will start
B
is going to start
C
is starting
D
starts

Slide 38 - Quizvraag

Gebruik dit schema als je er niet uit komt!
+

Slide 39 - Tekstslide