In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Future = toekomende tijd
Alles wat niet al gebeurd is (verleden tijd) en niet nu aan de gang is (tegenwoordige tijd). Dus alles wat nog moet
gebeuren.
Slide 2 - Tekstslide
In welke tijd staat deze zin: I walk to school every day
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd
Slide 3 - Quizvraag
In welke tijd staat deze zin? My mother will be so angry when I get home...
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd
Slide 4 - Quizvraag
In welke tijd staat deze zin? My grandmother was very hungry during World War II.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd
Slide 5 - Quizvraag
In welke tijd staat deze zin? Tomorrow you are going to make a test.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd
Slide 6 - Quizvraag
In welke tijd staat deze zin? We played football yesterday.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Future = to be going to
voorspellingen waar je bewijs
voor hebt.
Je bent van plan om iets te
gaan doen
1
2
Slide 9 - Tekstslide
Future = to be going to
I am going to read
youare going to swim
heis going to write
weare going to sing
youare going to dance
theyare going to walk
Slide 10 - Tekstslide
Future = to be going to
AmI going to read ?
Areyou going to swim?
Ishe going to write?
Arewe going to sing?
Areyou going to dance?
Arethey going to walk ?
Slide 11 - Tekstslide
Future = to be going to
I am not going to read
youare not going to swim
heis not going to write
weare not going to sing
youare not going to dance
theyare not going to walk
Slide 12 - Tekstslide
Captain Kirk .......... the Enterprise.
A
am going to fly
B
is going to fly
C
are going to fly
Slide 13 - Quizvraag
I .......... my friends.
A
am going to visit
B
is going to visit
C
are going to visit
Slide 14 - Quizvraag
She .......... you.
A
am going to forget
B
is going to forget
C
are going to forget
Slide 15 - Quizvraag
Sam and Fenne .......... watch a movie.
A
am going to watch
B
is going to watch
C
are going to watch
Slide 16 - Quizvraag
My daughter .......... her exams.
A
am going to pass
B
is going to pass
C
are going to pass
Slide 17 - Quizvraag
You .......... Mr Spock.
A
am going to meet
B
is going to meet
C
are going to meet
Slide 18 - Quizvraag
The crew of Star Trek .......... the world.
A
am going to rescue
B
is going to rescue
C
are going to rescue
Slide 19 - Quizvraag
Dr McCoy .......... you.
A
am going to help
B
is going to help
C
are going to help
Slide 20 - Quizvraag
Future = Will
* gebruik je voor voorspellingen
* voor beloftes
* als je aanbiedt om iets te doen
Slide 21 - Tekstslide
will + not = WON'T
Slide 22 - Tekstslide
Dus:
bij vragen gebruik je Shall bij I and we
Slide 23 - Tekstslide
Future = will
ShallI read ?
willyou swim?
willhe write?
Shallwe sing?
Willyou dance?
Willthey walk ?
Slide 24 - Tekstslide
Future = to be going to
I will not read
youwill not swim
hewill not write
wewill not sing
youwill not dance
theywill not walk
Slide 25 - Tekstslide
Wanneer gebruik je Will?
A
Bij een voorspelling (zonder bewijs)
B
Als je iets zeker weet
C
Als je iets van plan bent
Slide 26 - Quizvraag
________ (open - I) the window?
A
Will I open
B
Am I going to open
C
Shall I open
D
Do I open
Slide 27 - Quizvraag
You ....probably win first prize
A
will
B
are going to
Slide 28 - Quizvraag
You must be hungry. I ... you a sandwich. (make)
A
am going to make
B
make
C
will making
D
will make
Slide 29 - Quizvraag
I have no idea, but I have a feeling that my team ..... (win) tomorrow's match.
A
will winning
B
will going to win
C
is going to win
D
will win
Slide 30 - Quizvraag
Future: Present continuous
Je kunt de present continuous, die je normaal gebruikt voor iets dat nú bezig is, ook gebruiken voor de toekomende tijd. Dit gebeurt bij geplande acties of zaken waar je een 'bewijs' van hebt, zoals een ticket, een agenda verzoek, etc.
Vorm: 'to be' + ww + ing
Voorbeeld: I am going to that concert next month
Slide 31 - Tekstslide
Wat is de correcte vertaling van: Hij vertrekt dinsdag naar Londen
A
He is leaving for London on Tuesday
B
He is going to leave for London on Tuesday
C
He will leave for London on Tuesday
D
He leaves for London on Tuesday
Slide 32 - Quizvraag
On Sunday at 8 o'clock I _____ (meet) my friend.
A
will meet
B
am going to meet
C
am meeting
D
meet
Slide 33 - Quizvraag
They ______ (fly) to London on Friday evening.
A
will fly
B
are going to fly
C
are flying
D
fly
Slide 34 - Quizvraag
Future: Present Simple
Tot slot kun je nog over de toekomst spreken door middel van de present simple, maar alleen bij:
schema's, planningen, roosters.
Vorm: hele ww (+s bij he/she/it)
Voorbeeld: The train leaves at 17.03
Slide 35 - Tekstslide
Wat is de correcte vertaling van: De film begint om 20.00