4.4 Geleedpotigen en gewervelden

4.4 Geleedpotigen en gewervelden
Thema 4 Ordening
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.4 Geleedpotigen en gewervelden
Thema 4 Ordening

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn sporen?
A
Plantenorganen
B
Meercellige voortplantingsstructuren
C
Eencellige voortplantingsstructuren
D
Plantencellen

Slide 3 - Quizvraag

Hoe worden wieren ook wel genoemd?
A
Algen
B
Mossen
C
Schimmels
D
Zeeplanten

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de belangrijkste kenmerken bij het ordenen van dieren?
A
Leeftijd en habitat
B
Gewicht en voeding
C
Kleur en grootte
D
Symmetrie en skelet

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een inwendig skelet?
A
Een skelet dat alleen uit zachte delen bestaat.
B
Een skelet dat helemaal geen bescherming biedt.
C
Een skelet aan de binnenkant van het lichaam.
D
Een skelet aan de buitenkant van het lichaam.

Slide 6 - Quizvraag

Begrippen 4.3
  • Inwendig skelet
  • Sporenplant
  • Symmetrisch
  • Uitwendig skelet
  • Zaadplant

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen 4.4
  • Je kunt geleedpotigen indelen door te kijken naar het aantal segmenten en het aantal poten.
  • Je kunt gewervelden indelen door te kijken naar de bouw en de manier van voortplanten

Slide 8 - Tekstslide

Geleedpotigen
De poten van geleedpotigen zijn geleed. Ze zijn opgebouwd uit kleine stukjes: de leden
Ook het lichaam is opgebouwd uit stukjes: de segmenten.
Bij het ordenen van geleedpotigen kijk je naar het aantal segmenten en naar het aantal poten. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zijn de poten van geleedpotigen opgebouwd?
A
Uit vleugels
B
Uit kleine stukjes: de leden
C
Uit grote stukken: de segmenten
D
Uit ongelede delen

Slide 10 - Quizvraag

Vier groepen
Geleedpotigen kun je indelen in vier groepen:
  • Veelpotigen
  • Kreeftachtigen
  • Spinachtigen
  • Insecten

Geleedpotigen hebben een uitwendig skelet dat als een soort pantser om het lichaam zit. Dit kan niet meegroeien en vervelt een aantal keer tijdens de groei.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het kenmerkende skelet van geleedpotigen?
A
Vloeibaar skelet
B
Geen skelet
C
Uitwendig skelet dat als een pantser om het lichaam zit
D
Inwendig skelet

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Gewervelden
Gewervelden hebben een inwendig skelet.
Een onderdeel van dit skelet is de wervelkolom, die is opgebouwd uit wervels.

Slide 14 - Tekstslide

Welk type skelet hebben gewervelden?
A
Geen skelet
B
Uitwendig skelet
C
Inwendig skelet
D
Flexibel skelet

Slide 15 - Quizvraag

Gewervelden ordenen
Gewervelden kun je ordenen in vijf groepen:
  • Vissen
  • Amfibieën
  • Reptielen
  • Vogels
  • Zoogdieren

Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken orderen
Bij ordening gewervelden kijk je naar de volgende 4 kenmerken:
  • Huid: Schubben, slijm, veren of haren
  • Lichaamstemperatuur: Warmbloedig (lichaamstemperatuur is altijd hetzelfde) of koudbloedig (lichaamstemperatuur is gelijk aan de omgeving)
  • Ademhalingsorganen: kieuwen, longen of huid
  • Manier van voortplanten: levendbarend of eieren

Slide 17 - Tekstslide

Welk kenmerk van gewervelden heeft betrekking op kieuwen, longen of huid?
A
Huid
B
Lichaamstemperatuur
C
Ademhalingsorganen
D
Manier van voortplanten

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Leefomgeving
  • Gewervelde dieren komen voor in het water, op het land en in de lucht.
  • Zoogdieren leven meestal op het land, maar een aantal in de zee.
  • Vogels leven meestal in de lucht, maar een aantal kan niet vliegen en op land.
  • Reptielen zijn meestal landdieren, maar soms ook zee.

Slide 20 - Tekstslide

Begrippen 4.4
  • Koudbloedig
  • Leden
  • Segmenten
  • Warmbloedig
  • Wervelkolom 

Slide 21 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt geleedpotigen indelen door te kijken naar het aantal segmenten en het aantal poten.
  • Je kunt gewervelden indelen door te kijken naar de bouw en de manier van voortplanten

Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 4.4: 1 t/m 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 4.4
Veel goed? -> Maken 8+ online extra  4.4

 

timer
25:00

Slide 23 - Tekstslide