Oefentoets 6.1 t/m 6.3 TL

Mens en milieu 
Oefentoets hoofdstuk 6:
6.1 De aarde gebruiken
6.2 Voedsel voor veel mensen
6.3 Afval

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mens en milieu 
Oefentoets hoofdstuk 6:
6.1 De aarde gebruiken
6.2 Voedsel voor veel mensen
6.3 Afval

Slide 1 - Tekstslide

Wat is uitputting?
A
Grondstoffen uit het milieu halen
B
Grondstoffen aan het milieu toevoegen
C
Afvalstoffen uit het milieu halen
D
Afvalstoffen aan het milieu toevoegen

Slide 2 - Quizvraag

Door veelvuldig gebruik raken de voorraden aan grondstoffen uitgeput.

A
juist
B
niet juist

Slide 3 - Quizvraag

In de natuur wordt alles wat gebruikt wordt ook weer aangevuld. Hierdoor gaan er geen stoffen verloren. Hoe noem je zo'n goed werkende kringloop?
A
open kringloop
B
gesloten kringloop
C
kringloop van het leven
D
ecologische voetafdruk

Slide 4 - Quizvraag

Hoe kun jij je ecologische voetafdruk verkleinen.
A
Minder reizen
B
Minder eten
C
Minder energie verbruiken
D
Alles wat genoemd is

Slide 5 - Quizvraag

Een tuinier maait zijn gras en gooit het in de kliko. In de lente gooit hij kunstmest op het gras. Wat voor kringloop is hier van toepassing?
A
Open kringloop
B
Gesloten kringloop

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
De ecologische voetafdruk is overal op de wereld even groot
B
De gemiddelde Nederlander heeft een duurzame ecologische voetafdruk
C
Met de huidige ecologische voetafdruk hebben we wereldwijd niet genoeg aan één wereldbol
D
Arme landen hebben vaak een grotere ecologische voetafdruk dan rijke landen

Slide 7 - Quizvraag

Bacteriën en schimmels breken dode resten van organismen af, hierbij ontstaan voedingsstoffen voor planten.
Hoe noemen we bacteriën en schimmels daarom ook wel?
A
Reducenten
B
Consumenten
C
Producenten

Slide 8 - Quizvraag

De eieren die je in de supermarkt koopt zijn niet van legbatterijkippen. Toch eet jij waarschijnlijk dagelijks legbatterij-eieren. Waar zijn legbatterijen een voorbeeld van?
A
monocultuur
B
intensieve veeteelt

Slide 9 - Quizvraag

In welk van deze organismen zal hij de grootste hoeveelheid van dit gewasbeschermingsmiddel aantreffen?
A
In aardappelplanten
B
In de coloradokevers
C
In insectenetende vogels
D
In de roofvogels

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitleg past bij het begrip bio-industrie?
A
Weinig dieren op een oppervlak
B
Milieu vriendelijk productie
C
Allemaal verschillende dieren in 1 bedrijf
D
Zoveel mogelijk dieren op een klein oppervlak.

Slide 11 - Quizvraag

Waar is sprake van een duurzame voedselproductie?
A
Alleen in de biologische veeteelt
B
Alleen in de bio-industrie
C
Bij geen van beide
D
Zowel in de biologische veeteelt als in de bio-industrie

Slide 12 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een bestrijdingsmiddel. Dit bestrijdingsmiddel blijft heel lang in de bodem aanwezig.
Is dit middel selectief? En is dit middel biologisch afbreekbaar?
A
selectief: ja biologisch afbreekbaar: ja
B
selectief: ja biologisch afbreekbaar: nee
C
selectief: nee biologisch afbreekbaar: ja
D
selectief: nee biologisch afbreekbaar: nee

Slide 13 - Quizvraag

Bij vermesting komen er overtollige mineralen in natuurgebieden
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Het veranderen van erfelijke eigenschappen in een organisme noem je:
A
kruisen
B
selectie
C
inseminatie
D
genetische modificatie

Slide 15 - Quizvraag

Waardoor vindt verzuring van water plaats?
A
Door overbemesting
B
Door hoge uitstoot van bepaalde oplosbare gassen
C
Door plastic afval in wateren

Slide 16 - Quizvraag

Boeren moeten zich aan regels houden om milieuvervuiling tegen te gaan.
Wat zijn de gevolgen van ammoniak uit dierlijke mest?
A
Vermesting door nitraat
B
Verzuring door salpeterzuur
C
Vermesting en Verzuring

Slide 17 - Quizvraag

Als er veel mineralen(vanuit meststoffen) in slootwater terechtkomen. Wordt het water helemaal groen en troebel door algengroei. Door te veel mineralen in het slootwater kunnen algen en sommige andere waterplanten zich snel vermenigvuldigen. Hoe noem je die snelle toename van waterplanten?
A
Vermesting
B
Waterbloei
C
Zelfreinigend vermogen
D
Zelf oplossend vermogen

Slide 18 - Quizvraag

Verzuring van het milieu wordt vooral veroorzaakt door gassen zoals ammoniak, stikstofoxide en zwaveldioxide.
Welk van deze afvalgassen is voornamelijk afkomstig uit de veeteelt?
A
Ammoniak
B
Stikstofoxide
C
Zwaveldioxide

Slide 19 - Quizvraag


In een afvalwaterzuiveringsinstallatie wordt gebruik gemaakt van een groep uit de voedselkringloop. 

Welke groep is dat? 
A
Producenten
B
Consumenten
C
Afval-eters
D
Reducenten

Slide 20 - Quizvraag

Zure regen wordt veroorzaakt door:
A
koolstofdioxide
B
zwaveldioxide
C
Stikstof
D
CFK (in spuitbus en koelkast)

Slide 21 - Quizvraag

Welke van onderstaande brandstoffen is geen fossiele brandstof?
A
Aardolie
B
Bio-ethanol
C
Steenkool
D
Gas

Slide 22 - Quizvraag

Past de omschrijving wel of niet bij een monocultuur?
> Ziekten en plagen verspreiden zich niet zo snel.
A
Wel monocultuur
B
Geen monocultuur

Slide 23 - Quizvraag

Een bulldog en een terriër werden gekruist. De fokkers kozen uit de nakomelingen honden met bepaalde eigenschappen om mee verder te fokken.
Hoe noemen we het als dieren met een bepaalde eigenschap worden doorgefokt?
A
Ongeslachtelijke voortplanting
B
Kunstmatige selectie
C
Veredeling

Slide 24 - Quizvraag

Vormen van afvalverwerking zijn: composteren, recyclen, storten en verbranden.
Bij welke manier van afvalverwerking ontstaan grondstoffen voor nieuwe producten?

A
composteren
B
recyclen
C
storten
D
verbranden

Slide 25 - Quizvraag