Qué aproveche Bron A, Bron B & Bron C

BEGINTAAK
BENOEM TWEE DINGEN DIE JE AL OVER MÉXICO WEET.

BENOEM MINIMAAL 5 LANDEN WAAR SPAANS WORDT GESPROKEN DOOR DE BEVOLKING.
timer
5:00
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute VLeerroute 5

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

BEGINTAAK
BENOEM TWEE DINGEN DIE JE AL OVER MÉXICO WEET.

BENOEM MINIMAAL 5 LANDEN WAAR SPAANS WORDT GESPROKEN DOOR DE BEVOLKING.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOY HACE BUEN TIEMPO
HOY HACE MAL TIEMPO

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OBJETIVOS:

Aan het eind van deze les weet je wat in een aantal Spaanstalige landen wordt gegeten en je hebt luistervaardigheid en woordenschat geoefend. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡QUÉ 
APROVECHE!

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

HACEMOS Y CONTROLAMOS
 HS2 WB PG 46 -EJERCICIOS 1A Y 1 B
WB PG. 47 - EJERCICIOS 2 A/B/C

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WB PG.  48  3A/B/C
3B-C

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AHORA LEEMOS Y ESCUCHAMOS
TB PG. 17 Bron A
3C

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wb pg. 48
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TB p. 17 Bron B  &  WB p. 49

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WB PG. 50
6B

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bron D

Vraagwoorden (naar slide 24)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿SABÍAS QUE...?
¿QUÉ SIGNIFICA?
LATINOAMÉRICA = AMÉRICA LATINA
¿CUÁL ES LA DIFERENCIA?
TB PG. 18-19
TB PG. 18-19 BRON C
WB PG. 52 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TB PG. 18-19 BRON C
WB PG. 52 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WB p. 53 9B

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TRABAJA UN POCO MÁS.
HAZ LOS EJERCICIOS 9 C y D DEL 
WB p. 53 y 54


timer
8:00
9 C-D

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ESCUCHAMOS UN POCO MÁS
WB PG. 50
7A-B-C-D

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DEBERES
WB PG. 56

 EJERCICIOS 12 A/ 12 B

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intro nueva clase:

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OBJETIVOS (DOELEN)

Aan het eind van deze les weet je wat in een aantal Spaanstalige landen wordt gegeten.
SUCCESCRITERIA



Je weet de naam van een gerecht die Spaanstalige landen wordt gegeten.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TB PG. 18-19 BRON C -
Lee el texto y responde a las preguntas en español.

¿Qué son las tapas?
¿De dónde viene la palabra "tapa"?
¿Qué características tiene
la comida argentina?
¿Qué es el dulce de leche?
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SEGUIMOS ADELANTE
WB PG.  51 EJERCICIO 8A/8B/8C
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CONTROLAMOS LOS DEBERES
WB PG. 56

 EJERCICIOS 12 A/ 12 B
timer
8:00
12 A-B

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Toets periode 2
  • Interrogativos
  •  Vocabulario 2.4 & 3.4

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Vraagwoorden in het Spaans!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 'interrogativos' ken je al in het Spaans?
timer
1:30

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

      Vragende voornaamwoorden: apunta en tu cuaderno 
¿Qué?

Wat?
¿Quién (es)?
Wie?
¿Cómo?
Hoe?
¿Dónde?
Waar?
¿Cuándo?
Wanneer?
¿Cuál (es)?
Welk(e)?
*¿A dónde?
Waarheen?
*¿De dónde? 
Vanwaar?
¿Por qué?
Waarom?
¿Cuánto/a/os/as?
Hoeveel?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het Spaanse woord naar de juiste vertaling!  
wanneer?
waarom?
waar vandaan?
hoeveel
welke?
waar?
waarheen?
hoe?
wat?
wie?
¿Cuánto?
¿Cómo?
¿Qué?
¿Quién?
¿Cuándo?
¿Cuál?
¿Adónde?
¿Dónde?
¿De dónde?
¿Por qué?

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de  vraagwoorden naar de juiste zin.
¿... te llamas?
¿... años tienes?
¿... están mis llaves?
¿... es tu número de teléfono?
Cómo
Cuántos
Dónde
Cuál

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ hermanos tienes?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuántos
D
Dónde

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ se llama tu mejor amigo?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ te llamas?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ está tu escuela? - En Apeldoorn.
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Categorie I: eenvoudig  
  • ¿Dónde?           Waar?
  • ¿Cuándo?        Wanneer? 
  •  ¿Cómo?           Hoe? 
  • ¿Por qué?        Waarom?

Let op de accenttekens!

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Waar) está el estadio de fútbol PSV?


A
¿Cómo
B
¿Dónde
C
¿Por qué
D
¿Qué

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(Waarom) estudias español?

A
¿Qué
B
¿Cómo
C
¿Dónde
D
¿Por qué

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Categorie II: iets lastiger
Deze vraagwoorden nemen het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord over:

  • ¿Quién? ¿Quiénes?                        Wie?
  • ¿Cuánto-a? ¿Cuántos-as?          Hoeveel?

Voorbeelden...

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Quién, quiénes?
                                                                         ¿Quién es esa chica? 

                                                                     

                                                                   ¿Quiénes son esos chicos? 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuánto-a, Cuántos-as?


           ¿Cuántas piñas hay en la foto?
 


            ¿Cuántos peces hay en la foto? 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op: ¿Cuánto cuesta?
Let op: 
¿Cuánto cuesta?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿(Wie) es tu profesor de inglés?


A
¿Cuánto
B
Cuánta
C
¿Quién
D
¿Quiénes

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿(Hoeveel) platos mexicanos conoces?

A
¿Cuántos
B
¿Cuánta
C
¿Quiénes
D
¿Cuánto

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Categorie III: een uitdaging
  • QUÉ en CUÁL betekenen allebei WAT en WELK/E in het Nederlands.
  • CUÁL wordt gebruikt bij het werkwoord SER en is veranderlijk. CUÁL neemt het getal van het bijbehorende zelfstandig naamwoord over.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 ¿Cuál?           ¿Qué?
  Wat is je favoriete liedje?                       ¿Qué quieres beber?     

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿(Wat) es tu clase favorita?

A
¿Cuál
B
¿Cuáles
C
¿Qué
D
¿Qués

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿(wat) has hecho el fin de semana?


A
¿Cuál
B
¿Cuáles
C
¿Qués
D
¿Qué

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?
Hoeveel?
Welke?

¿Quién?
¿Qué?
¿Dónde?
¿Cuándo?
¿Por qué?
¿Cómo?
¿Cuánto?
¿Cuál?
Let op het accent!

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


INTERROGATIVOS - vraagwoorden 
Hierna komt een sleepvraag.  
Zoek de juiste betekenissen bij elkaar: 

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waarom?
hoe?
waar?
welke?
wanneer?
¿por qué?
¿cuándo?
¿cómo?
¿dónde
¿cuál(es)

Slide 50 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de  vraagwoorden naar de juiste zin.
¿... te llamas?
¿... años tienes?
¿... está mi móvil?
¿... es tu número de teléfono?
Cómo
Cuántos
Dónde
Cuál

Slide 51 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adiós!

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies