Zinnen maken

IJsbreker
Zinnen maken bij H.5
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

IJsbreker
Zinnen maken bij H.5

Slide 1 - Tekstslide

Zijn we er allemaal?

Stop je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 2 - Tekstslide


Je kent de goede volgorde van een zin.
Je kunt een zin in de goede volorde zetten.
Je kent begrippen als: 
wie, doet, wat, waar en wanneer.

De doelen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de volgorde van een zin?

Ik ga morgen naar school.
De jongen eet elke dag een appel.
Het meisje leest een boek.
De klas gaat naar gym.

Slide 4 - Tekstslide

De volgorde
1. Wie?                Ik/jij/de/de jongen/de klas/jullie/wij.....
2. Doet?             Gaat/speel/pakken/slapen/lopen 
                              (het werkwoord)
.....................................................................................................................
3. Wanneer?     Morgen/vandaag/elke dag/'s morgens
4. Waar?             Naar school/in bed/op straat/naar gym
5. Wat?               een appel, de kat, een boek

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een goede zin?
A
Yordan gaat morgen naar de film.
B
Naar de film morgen gaat Yordan.
C
Yordan morgen gaat naar de film.
D
Gaat morgen naar de film Yordan.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Een verhaal schrijft hij op school.
B
Op school hij schrijft een verhaal.
C
Hij schrijft een verhaal op school.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Elke dag Nader leest een boek.
B
Nader leest elke dag een boek.
C
Een boek Nader leest elke dag.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Op het bord de juf schrijft een woord.
B
De juf op het bord schrijft een woord.
C
De juf schrijft een woord op het bord.

Slide 9 - Quizvraag

Denk ook aan...
Hoofdletters
Een hoofdletter staat aan het begin van de zin. 
Een naam heeft ook een hoofdletter.

Punten
Een punt staat aan het eind van de zin. 
?  !

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een goede zin?
A
Ik ga morgen naar de Albert Heijn.
B
Morgen ik ga naar de Albert Heijn.
C
Naar de Albert Heijn ik ga morgen.

Slide 11 - Quizvraag

Maak de goede zin:
elke dag-Gedion-patat-eet

Slide 12 - Open vraag

Maak een goede zin:
Morgen-Marin-gaat-naar de bibliotheek.

Slide 13 - Open vraag

Maak de zin:
gooit-de bal- Sylvia- naar Ayla.

Slide 14 - Open vraag

Maak nu zelf een zin.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Link


Je kent de goede volgorde van een zin.
Je kunt een zin in de goede volorde zetten.
Je kent begrippen als: 
wie, doet, wat, waar en wanneer.

De doelen

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk: 
Maak de online opdrachten.
Lees de les nog een keer door.
Maak de opdrachten af.

IJsbreker

Slide 18 - Tekstslide