Wat: 2.6: Opdracht 1 t/m 4 (kennis) en 6, 7 (inzicht)
Hoe: Eerste 5 minuten stil, daarna mag je fluisterend overleggen met je buur.
Hulp: Lukt het niet? Vraag eerst je buur. Kom je er samen niet uit, steek dan je hand op.
Tijd: Zie timer.
Uitkomst: De lesstof komt terug op de toets en aan het eind van de les in de quiz!
Klaar: Verschillende keuzes. Je mag lezen in je leesboek, maak alvast een samenvatting (opdracht 4) of bedenk een leuke manier om begrippen te oefenen.
Voorbeeld: Maak een begrippen-memory. Knip vierkanten papier uit, schrijf op 1 kaart het begrip en op het andere een tekening of beschrijving van het begrip (dit worden je memory sets). Verzamel van elke paragraaf de begrippen op deze manier zodat je aan het eind van de periode alle begrippen spelend kunt oefenen met je klasgenoten, vrienden of familie.