5.4 Meer genen in het spel

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 5.4 Meer genen in het spel
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 5.4 Meer genen in het spel

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Uitleg 5.4
-Zelf aan de slag met: 
          Nakijken/bespreken oefenopdrachten 
          Vervolg oefenopdrachten
          Maken nieuwe opgaven (bij 5.4) 

Slide 2 - Tekstslide

Doel en begrippen 5.4 
Je leert hoe je kunt werken met kruisingsschema's en stambomen bij meerdere genen tegelijk

Ongekoppelde overerving, gekoppelde overerving, polygene overerving, genetisch modificeren, transgene organismen, gentherapie

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling: 
Bij een monohybride kruising kijken we naar de overerving van 1 enkel gen.
- 'Gewoon' = autosomale overerving
- X-chromosomale overerving
- Intermediair fenotype (autosomaal) 
- Multipele allelen met codominantie (autosomaal)
- Letale allelen (autosomaal)

Slide 4 - Tekstslide

Dihybride kruising
Letten op 2 eigenschappen/ genen tegelijk.

Let op: er kunnen méér verschillende combinaties van allelen ontstaan bij het aanmaken van de geslachtscellen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Johann Mendel
' vader van de genetica '
1822 - 1884
zoon van akkerbouwer uit Silezie (nu: Tsjechie) goed in rekenen/wiskunde, nauwgezette man
'boekhouder' van bisschop van Brunn (Brno)

mocht jarenlang kruisingsexperimenten doen met erwten in tuin op binnenplaats klooster
publiceerde in 1866 bevindingen:
'Wetten van Mendel' 


Slide 7 - Tekstslide

Kruising van de P generatie
Grote plant met groene erwten

AABB
Kleine plant met gele erwten

aabb
Fenotype


Genotype
P(arent) generatie

Slide 8 - Tekstslide

Kruising van de P generatie
Grote plant met groene erwten

AABB


100% AB
Kleine plant met gele erwten

aabb


100% ab
Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
P(arent) generatie

Slide 9 - Tekstslide

Resulteert in de F1 generatie
AB
ab
AaBb
F(iliale)1 generatie

100% AaBb


Grote planten met groene erwten

Slide 10 - Tekstslide

Kruising van de F1 generatie
Grote plant met groene erwten

AaBb


AB, Ab, aB en ab

Grote plant met groene erwten

AaBb


AB, Ab, aB en ab

Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
F1 generatie

Slide 11 - Tekstslide

Resulteert in de F2 generatie
AB
Ab
aB
ab
AB
AABB
AABb
AaBB
AaBb
Ab
AABb
AAbb
AaBb
Aabb
aB
AaBB
AaBb
aaBB
aaBb
ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb
F2 generatie



9/16 is groot met groene erwten
3/16 is klein met groene erwten
3/16 is groot met gele erwten
1/16 is klein met gele erwten

Slide 12 - Tekstslide

Onthouden!
Een verhouding 9:3:3:1 van een combinatie van twee eigenschappen in de nakomelingen wijst altijd op een kruising van 2 voor beide eigenschappen heterozygote ouders.


Slide 13 - Tekstslide

Oefenen dihybride kruising (1)
Bij mensen is het allel voor zwart haar (A) dominant over het allel voor blond haar (a). Het allel
voor krullend haar is (B) dominant over dat voor sluik haar (b). De genen zijn niet gekoppeld.  Een vrouw met zwart krullend haar is heterozygoot voor beide eigenschappen. Ze verwacht  een kind van een man met blond, sluik haar. Ze hoopt dat het kind dezelfde haarkleur en haarvorm heeft als zij. Zij wil weten hoe groot de kans hierop is.

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen dihybride kruising (1)
a) Wat zijn de genotypes van de ouders?
b) Welk genotype moet het kind hebben als het dezelfde haarkleur en haarvorm als de
moeder heeft? 
c) Van welke ouder moet het kind allel A krijgen? Hoe groot is de kans hierop?
d) En van welke ouder allel B? Hoe groot is deze kans?
e) Hoe groot is dan de kans dat het kind dezelfde haarkleur en haarvorm heeft als
moeder?

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen dihybride kruising (1)
a) ♂ (vader) genotype aabb 
     ♀ (moeder) genotype AaBb
b) AABB of AaBB of AaBb of AaBB
c) Allel A van moeder, kans 50%
d) Allen B van moeder, kans 50%
e) 50% x 50% = 25%

Slide 16 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 5.4 Meer genen in het spel

Slide 17 - Tekstslide

Vandaag
Terugblik opdracht dihybride (onafhankelijk)
Vervolg: gekoppelde overerving

Oefenen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Gekoppelde overerving
Letten op 2 eigenschappen/ genen tegelijk.
Waarbij de genen op hetzelfde chromosoom liggen. 
Dus 'afhankelijke overerving'.

Hierbij kan crossing over zorgen voor andere genotypen en fenotypen dan verwacht.

Slide 21 - Tekstslide

Kruising van de P generatie
Groene erwten en dunne wortels

AABB
Gele erwten en dikke wortels

aabb
Fenotype


Genotype
P(arent) generatie
W
W

Slide 22 - Tekstslide

Kruising van de P generatie
Groene erwten en dunne wortels

AABB


100% 
Gele erwten en dikke wortels

aabb


100% 
Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
P(arent) generatie
W
W

Slide 23 - Tekstslide

Resulteert in de F1 generatie
AB
ab
AaBb
F(iliale)1 generatie

100% 


Grote planten met dunne wortels

Slide 24 - Tekstslide

Kruising van de F1 generatie
Groene erwten en dunne wortels




Groene erwten en dunne wortels



Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
F1 generatie
W
W

Slide 25 - Tekstslide

Resulteert in de F2 generatie
AB
ab
AB
AABB
AaBb
ab
AaBb
aabb
F2 generatie

3/4 heeft groene erwten en dunne wortels
1/4 heeft gele erwten en dikke wortels

W
W

Slide 26 - Tekstslide

Gekoppelde overerving
Gekoppelde overerving zorgt er voor dat allelen die geen functionele relatie hebben (bijvoorbeeld oogkleur en hoog cholesterol gehalte) toch samen overerven.

NB. Door crossing kunnen er toch andere genotypen en fenotypen voorkomen dan verwacht.

Slide 27 - Tekstslide

Crossing over
Groene erwten en dunne wortels




Groene erwten en dunne wortels



Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
F1 generatie
W
W
x

Slide 28 - Tekstslide

Oefenen gekoppelde overerving
(opdracht 40 uit de methode)
Een kleurenblinde (= X-chromosomaal) jongen heeft hemofilie, een ziekte waarbij het bloed moeilijk stolt. Het allel voor deze ziekte is recessief. De biologische vader blijkt het allel niet te hebben. Er is ook geen mutatie opgetreden.
a) Geef een genetische verklaring voor het feit dat de jongen hemofilie heeft.
b) Als deze jongen zelf kinderen krijgt bij een kleurenziende vrouw zonder hemofilie (voor beide eigenschappen heterozygoot), hoe groot is de kans dat zijn kinderen kleurenblind zijn of hemofilie hebben?
c) Hebben zijn kleinkinderen nog kans op deze aandoeningen? Licht je antwoord toe.


Slide 29 - Tekstslide

Oefenen gekoppelde overerving
a) De eigenschap hemofilie ligt ook op het X-chromosoom en zijn moeder is draagster
b) Bij zoons en dochters 50% kans op hemofilie en kleurenblindheid samen
c) Hebben zijn kleinkinderen nog kans op deze aandoeningen? Licht je antwoord toe.
Ja, alle dochters kunnen het X chromosoom met hemofilie en kleurenblindheid doorgeven. 50% van de zoons kan het X chromosoom met kleurenblindheid en hemofilie doorgeven. Hiervoor is in beide gevallen een partner nodig die ook een X chromosoom heeft met dezelfde recessieve allelen.


Slide 30 - Tekstslide

Polygene overerving
Er zijn meerdere genen betrokken bij uiteindelijk één zichtbare eigenschap.
Bijvoorbeeld huidkleur, oogkleur, lichaamslengte, bepaalde ziekten.

Elk gen codeert voor een eiwit, de combinatie van deze eiwitten zorgt voor de uiteindelijke eigenschap.

Slide 31 - Tekstslide

Zelfstandig:
-Genetisch modificeren
-Gentherapie

Slide 32 - Tekstslide

Nu en huiswerk
Keuze: samen oefenen of zelf oefenen

Samen: maken van opdracht: 39, 42, 43
Zelf: lezen 5.4 en maken 47, 48, 51 en 54

(die laatste opdrachten zijn huiswerk voor woensdag) 


Slide 33 - Tekstslide