Oefenen gekoppelde overerving
(opdracht 40 uit de methode)
Een kleurenblinde (= X-chromosomaal) jongen heeft hemofilie, een ziekte waarbij het bloed moeilijk stolt. Het allel voor deze ziekte is recessief. De biologische vader blijkt het allel niet te hebben. Er is ook geen mutatie opgetreden.
a) Geef een genetische verklaring voor het feit dat de jongen hemofilie heeft.
b) Als deze jongen zelf kinderen krijgt bij een kleurenziende vrouw zonder hemofilie (voor beide eigenschappen heterozygoot), hoe groot is de kans dat zijn kinderen kleurenblind zijn of hemofilie hebben?
c) Hebben zijn kleinkinderen nog kans op deze aandoeningen? Licht je antwoord toe.