EVE Klas 2 Leesvaardigheid: Feiten, meningen en argumenten

Feiten, meningen
en argumenten
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Feiten, meningen
en argumenten

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van de les:
  • Je weet wat een feit is
  • Je weet wat een mening is
  • Je weet wat een argument is
  • Je kan een feit/mening/argument herkennen
Belangrijk omdat
  • Nederlands examen
  • Feiten en meningen kunnen herkennen in het dagelijks leven.
    > Weten wat ''echt'' is.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt de volgende termen uitleggen; mening, feit, argument, conclusie
  • Je kent de signaalwoorden die horen bij de termen; mening, feit, argument, conclusie

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Feiten
  • Uitspraak over iets wat waar is of niet
  • Een feit is controleerbaar

Voorbeeld
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.
> Je kunt controleren of dit waar is. > Zoeken in de krant, op internet.

Slide 5 - Tekstslide

Meningen
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Een mening is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens zijn met een mening
  • Je herkent een mening aan signaalwoorden: 

    Voorbeeld 

     Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen
  • Ik vind dat..
  • Zij/hij vindt dat..
  • Ik ben van mening dat..

Slide 6 - Tekstslide

Argumenten
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening ondersteunt.
  • Je herkent een argument aan signaalwoorden:



    Voorbeeld

    Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zijn met geld omgaan (argument)
  • Want
  • Namelijk
  • Omdat
  1. Ik vind dit, omdat...
  2. Zij vindt dat, want...

Slide 7 - Tekstslide

Alle jongeren zijn lui
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 8 - Quizvraag

Dit weekend was het warmste weekend sinds de metingen.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 9 - Quizvraag

Omdat ik een goed cijfer wil halen, maak ik mijn huiswerk.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 10 - Quizvraag

Stelling: Een leerling mag zelf weten wat hij tijdens de Nederlands les doet
1 minuut de tijd:
  • Denk na over je mening en noem minimaal 1 argument
  • Gebruik de signaalwoorden
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? NN lezen H4: start, 1 t/m 6
Hoe? Leerwerkboek en schrift
Tijd? 30 minuten
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar? Bezig met Nieuwsbegrip week 42 

Slide 12 - Tekstslide

Wat weet je nu?
  • Feit: Is controleerbaar
  • Mening: Wat iemand vindt, niet controleerbaar
  • Argument: Onderbouwt een mening

Signaalwoorden
  • Mening: Ik vind, hij/zij vindt, Ik ben van mening dat..
  • Argument: want, namelijk, omdat
  • Conclusie: dus, concluderend, dat betekent dat... 


Slide 13 - Tekstslide

Nog vragen?

Slide 14 - Open vraag

Huiswerk
Lezen H5 start, 1 t/m 5
Nieuwsbegrip (op papier) week 42

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg
  • Feit = staat vast



  • Mening = persoonlijk, wat iemand ergens van vindt


  • Argument = uitleg waarom je iets vindt of waarom iets zo is

  • Conclusie = herhalen van mening/feiten en argumenten

Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden


Slide 17 - Tekstslide

Feit
Mening
Er zijn 22 soorten aasgieren
Het heeft al een week niet geregend
Hij komt altijd op de fiets
Dat was een spannende film
Ik vind de zomer veel leuker
Zij vindt friet het allerlekkerst

Slide 18 - Sleepvraag

Mensen kunnen door de oorlog in Oekraïne de hoge gasrekening amper betalen
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 19 - Quizvraag

Even oefenen 
Schrijf van de volgende zinnen, de argumenten op. 

  1. Ik vind geel een mooie kleur, want als ik die kleur zie word ik vrolijk. 
  2. Omdat hij een mooie stem heeft, vind ik de muziek van Frans Bauer leuk! 
  3. Zij vind het leuk om te sporten, want dan kan ze haar energie kwijt.


Slide 20 - Tekstslide

Even oefenen (antwoorden)
Schrijf van de volgende zinnen, de argumenten op. 

  1. Ik vind geel een mooie kleur, want als ik die kleur zie word ik vrolijk
  2. Omdat hij een mooie stem heeft, vind ik de muziek van Frans Bauer leuk! 
  3. Zij vind het leuk om te sporten, want dan kan ze haar energie kwijt.


Slide 21 - Tekstslide