In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
CE lezen/luisteren 3F
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Voorbereiding Cito-examen lezen en luisteren
Na deze les weet je...
hoe het examen in zijn werk gaat.
wat voor soort vragen je krijgt.
hoe je je zelf kunt voorbereiden.
Slide 2 - Tekstslide
Het Cito-examen lezen en luisteren 3F
Je krijgt 120 minuten de tijd.
Je maakt het examen op de computer.
Je krijgt één totaalcijfer voor lezen en luisteren.
50 à 60 meerkeuzevragen.
Hulpmiddelen
- Pen/ papier
- woordenboek
Houd je schoolmail in de gaten voor e-mails van het examenbureau!!!
Slide 3 - Tekstslide
Soorten examenvragen
De meeste vragen testen of je begrijpt waar een tekst of fragment over gaat, of je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden, of de inhoud betrouwbaar is, enz.
Af en toe krijg je een vraag over de betekenis van een woord of een zin.
Voorbeeld vraag over betekenis woord / zin
Slide 4 - Tekstslide
Vragen over tekstdoelen - welke vijf tekstdoelen kennen we?
Slide 5 - Open vraag
Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?
Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)
Slide 6 - Tekstslide
In welk tekstdeel wordt de hoofdgedachte vaak herhaald of samengevat?
A
In de inleiding
B
In de lead
C
In de tweede alinea
D
In het slot
Slide 7 - Quizvraag
Vragen over tekstrelaties
Tekstverbanden Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?
Signaalwoorden Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.
Slide 8 - Tekstslide
Vragen over de functie van een tekstdeel
Bijvoorbeeld:
Wat is de functie van de eerste vetgedrukte alinea?
Wat is de bedoeling van het tekstdeel in het kader?
Slide 9 - Tekstslide
Welke functies kan een inleiding van een tekst hebben?
A
Nieuwsgierig maken
B
Onderwerp introduceren
C
Conclusie geven
D
Aankondigen hoe de tekst in elkaar zit
Slide 10 - Quizvraag
Vragen over feiten en meningen - wat is het verschil tussen feiten en meningen?
Slide 11 - Open vraag
Standpunten en argumenten
Standpunt - de mening die iemand over een onderwerp heeft. Ik vind dat... / Mijn mening is...
Argument - redenen waarmee je een ander overtuigt om er net zo over te denken.
Want, daarom, omdat,
Slide 12 - Tekstslide
Geldig argument of niet? Mijn oma dronk elke dag 3 glazen cola en zij is 92 jaar oud geworden. Het drinken van cola is dus gezond.
Ja
Nee
Slide 13 - Poll
Wat zijn aanwijzingen voor een betrouwbare tekst?
A
Voor- en tegenstanders komen allebei aan het woord.
B
De auteur of programmamaker neemt zelf een duidelijk standpunt in.
C
Feiten worden objectief beschreven en de bronnen worden vermeld.
Slide 14 - Quizvraag
Vragen over toon en houding
De deelnemers aan een gesprek kunnen zich op verschillende manieren opstellen. Hun houding kan neutraal zijn, maar ook partijdig, kritisch, verontwaardigd, enthousiast of afwijzend. Dat merk je aan de inhoud van wat ze zeggen en aan de toon waarop.
Voor een leestekst geldt eigenlijk hetzelfde. Iemand die kritisch is, spreekt of schrijft anders dan iemand die enthousiast is.
Slide 15 - Tekstslide
Tips voor het examen lezen, kijken en luisteren
Voor het examen:
Lees dagelijks een kwartiertje de krant (kan ook online)
Kijk iedere dag naar het nieuws of een actualiteitenprogramma (Jinek, Nieuwsuur, EenVandaag)
Tijdens het examen:
Zorg dat je goed uitgerust bent.
Lees de instructies (vooraf én bij de vragen) goed door.
Neem je tijd.
Baseer je antwoord op de tekst of het fragment.
Lees alle antwoordmogelijkheden goed door.
Slide 16 - Tekstslide
- Waar zou je nog extra uitleg over willen?
- Wat heb je van mij nodig om met een goed gevoel aan de examens Nederlands te beginnen?