Les 1: Klimaatfactoren VS

Startklaar
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Startklaar

Slide 1 - Tekstslide

Startklaar (3 min)

Docent begroet leerlingen, instrueert alle leerlingen om startklaar te zijn en legt materialen klaar.

Leerlingen zorgen ervoor dat zij alle benodigde spullen op tafel hebben, jas uit, mobiel in tas. (Zorg voor een nette en georganiseerde ruimte.)
LEZEN 10 min
Lezen

Slide 2 - Tekstslide

https://www.nu.nl/klimaat/6303415/al-een-jaar-recordtemperaturen-in-oceanen-tekenen-dat-opwarming-versnelt.html?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
      Lesdoel
Vandaag gaan we leren over de factoren die bepalen hoe het weer en klimaat in verschillende delen van de wereld zijn, met een focus op de Verenigde Staten. 

We gaan kijken naar zaken zoals hoe hoog een plek ligt, hoe ver het van de evenaar ligt, welke kant de wind op waait, en hoe bergen het weer beïnvloeden.

Slide 3 - Tekstslide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
      Lesdoel
Waarom denk je dat het weer in sommige delen van de Verenigde Staten anders is dan in andere delen? 

Wat zou dat kunnen veroorzaken?

Slide 4 - Tekstslide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
Voorkennis
1. De leerlingen weten waar de Verenigde Staten ligt.

2. De leerlingen weten wat klimaat is.

3. De leerlingen weten wat reliëf is.

Slide 5 - Tekstslide

Welke voorkennis is nodig voor het doel.
Controleer of de leerlingen deze voorkennis beheersten door het stellen van Controle van Begrip vragen
Klimaatfactoren
Breedteligging
Hoogteligging
De afstand van een plaats tot de evenaar, gemeten in graden noorder- of zuiderbreedte.
De hoogte van een plaats ten opzichte van het zeeniveau.
.








Slide 6 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Waar kouder?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatfactoren
Windrichting
Zeestromen
De richting waaruit de wind waait.
Grote stromen van zeewater die door de oceanen bewegen.
.









Slide 8 - Tekstslide

Wind van noorden -> kouder
Warme zeestroom-> warmer
Waar kouder?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatfactoren
Reliëf en klimaat (Neerslag)
Loefzijde: 
De zijde van een berg waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt.

Lijzijde:
De zijde van een berg die uit de wind ligt, vaak droger door regenschaduw.




Slide 10 - Tekstslide

Instructie (10 min)

Docent legt de nieuwe stof uit aan de hand van de lesdoel. Ondersteunt bij het maken van aantekeningen en het stellen van vragen. Gebruikt voorbeelden en bouwt de nieuwe stof op in kleine stukken.

Leerlingen luisteren naar de docent, maken aantekeningen en beantwoorden klassikale vragen van de docent.

Klassikale uitleg, aantekeningen maken, visueel en woordelijk, vragen stellen (onderwijsleergesprek), uitgewerkt voorbeeld laten zien.
Windrichting?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controle van begrip:
Hoe beïnvloedt breedteligging
het klimaat van de Verenigde Staten?

Slide 12 - Open vraag

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:
Wat is het effect van hoogteligging op de temperatuur gebieden zoals de Rocky Mountains?

Slide 13 - Open vraag

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:
Leg uit hoe aanlandige- en aflandige wind
het klimaat aan de oost en west kust beïnvloeden.

Slide 14 - Open vraag

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:
Hoe beïnvloedt de loef- en lijzijde
het lokale klimaat?

Slide 15 - Open vraag

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Zelf aan de slag
Hoe hoger de __________, hoe lager de temperatuur.

Hoe dichter bij de evenaar, hoe __________ de temperaturen.

Aan de loefzijde van een berg is het __________, aan de lijzijde is het __________.

Slide 16 - Tekstslide

hoogte
warmer
nat, droog
Zelf aan de slag
Aanlandige wind brengt __________ lucht van de zee, terwijl aflandige wind __________ lucht van het land brengt.

Zeestromen zoals de Golfstroom zorgen voor een __________ klimaat aan de oostkust van de Verenigde Staten.

Gebieden met een hoogteligging hebben vaak __________ temperaturen dan gebieden met een laagteligging.

Slide 17 - Tekstslide

vochtige, droge
milder
lagere
Zelf aan de slag
De overheersende westenwinden zorgen voor __________ neerslag aan de westkust van de Verenigde Staten.

Breedtegraden verder van de evenaar hebben een __________ klimaat.

De Rocky Mountains beïnvloeden het klimaat door een __________ te vormen voor vochtige luchtstromen.

Slide 18 - Tekstslide

meer
kouder
barrière
     Kleine afsluiting
Breedteligging
Hoogteligging
Windrichting
Zeestromen
Reliëf
Aanlandige wind
Aflandige wind
Loefzijde
Lijzijde

Slide 19 - Tekstslide

Kleine lesafsluiting (5 min) 

Docent controleert begrip door opdrachten of vragen die de begrippen en vaardigheden van het lesdoel toetsen.

Leerlingen werken zelfstandig of in een groepje aan opdrachten, kunnen vragen stellen aan de docent maar werken grotendeels zelfstandig.

Controle van begrip vragen
(Aan)tekeningen
Tekening 1.
Breedteligging en klimaat
Tekening 2.
Hoogteligging en klimaat
Tekening 3.
Loef- en lijzijde

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Schetskaart maken VS met daarop:
- De warme Golfstroom
- De koude Californische stroom
- De jonge Rocky Mountains
- De oude Appalachen
- De breedtegraden
- De overheersende windrichting van Juli

Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

     Grote afsluiting
Vandaag gaan we leren over de factoren die bepalen hoe het weer en klimaat in verschillende delen van de wereld zijn, met een focus op de Verenigde Staten.

We gaan kijken naar zaken zoals hoe hoog een plek ligt, hoe ver het van de evenaar ligt, welke kant de wind op waait, en hoe bergen het weer beïnvloeden.


Slide 23 - Tekstslide

Grote lesafsluiting (5 min)

De grote lesafsluiting vindt plaats aan het eind van de les, na de zelfstandige verwerking. Controleer begrip en werkhouding.

Leerlingen geven feedback over wat ze hebben geleerd en reflecteren op hun werkhouding.

Reflectiegesprek, leerlingen geven elkaar feedback
retrieval practice
https://quizlet.com/join/A5xDxSXpV?i=1fo1jg&x=1bqt

Slide 24 - Tekstslide

Retrieval practice (10 min)
Docent geeft de leerlingen de tijd om zelf te oefenen met de lesstof en biedt ondersteuning indien nodig.

Leerlingen oefenen zelf met de lesstof door begrippen te oefenen met Quizlet, flashcards te maken en zichzelf te overhoren of topografie spellen online te doen.

Quizlet, flashcards maken, zichzelf overhoren, topografie spellen online

Slide 25 - Link

Deze slide heeft geen instructies

 Vraag 1
(R) 1 punt

De Verenigde Staten kennen verschillende klimaatfactoren. Het is belangrijk om te weten welke factoren dit zijn en hoe ze het klimaat beïnvloeden. Geef twee voorbeelden van klimaatfactoren en beschrijf kort hun invloed op het klimaat.

Slide 26 - Tekstslide

Breedteligging: Invloed op zonnestraling en temperatuur, waardoor gebieden dichter bij de evenaar warmer zijn.<br>- Hoogteligging: Invloed op temperatuur, met lagere temperaturen op grotere hoogten.
Vraag 2 
(T1) 2 punten

Hoogteligging speelt een grote rol in de temperatuur van bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains. Leg uit hoe de temperatuur verandert met de hoogte en waarom dit effect optreedt.

Slide 27 - Tekstslide

Aanlandige wind: Brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen.

Aflandige wind: Brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen.<br>Uitleg: Aan de westkust zorgen aanlandige winden voor meer neerslag en mildere temperaturen, terwijl aan de oostkust aflandige winden droger en extremer weer kunnen veroorzaken.
Vraag 3 
(T2) 2 punten

Windrichtingen zoals aanlandige en aflandige wind hebben een belangrijk effect op de klimaatpatronen aan de kust van de Verenigde Staten. Beschrijf het verschil tussen aanlandige wind en aflandige wind en leg uit hoe ze het klimaat aan de west- en oostkust beïnvloeden.

Slide 28 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

Vraag 4 
(T1) 3 punten

De Verenigde Staten kennen verschillende invloeden van reliëf op het klimaat. De Rocky Mountains beïnvloeden het klimaat door een __________ te vormen voor vochtige luchtstromen. Aan de __________ kant van de bergen valt meer neerslag, terwijl de __________ kant droger is door regenschaduw.

Slide 29 - Tekstslide

barrière, loef, lij