2H - Schrijfvaardigheid

2Hd
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2Hd

Slide 1 - Tekstslide

2H
Schrijfvaardigheid - ESSAYS

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een essay?
Een essay lijkt een beetje op een betoog.
Je geeft bij beide je mening over een onderwerp. In een essay laat je je gedachten de vrije loop, maar zorgt toch ook voor een mooie tekst met samenhang en structuur. 

Een ander woord voor essay is: Beschouwing. 
‘Iets beschouwen’ betekent letterlijk: iets bekijken, van verschillende kanten of met een open blik. Je denkt er dus al schrijvende een beetje over na.

Een essay of beschouwing bevat dus informatie en feiten, maar mag ook best jouw eigen mening bevatten, als je maar zorgt dat de lezer duidelijk zelf een mening mag vormen. Je hoeft hem/haar niet te overtuigen, maar noemt jouw mening als voorbeeld, ter info. Wie weet heeft iemand er wat aan.
Een essay kun je ook ‘voor jezelf’ schrijven, om je eigen gedachten op een rijtje te zetten. Een dagboek is dus eigenlijk ook een beetje een essayverzameling



Slide 3 - Tekstslide

Betoog vs. essay
In een betoog is de schrijver VOOR of TEGEN en wil diegene de lezer overtuigen via argumenten.

In een essay geeft de schrijver de lezer zijn/haar persoonlijke gedachten over een onderwerp, maar zodat de lezer zelf kan nadenken over wat die ervan vindt. Het doel is dus niet overtuigen, maar beschouwen: zelf nadenken en een eigen mening vormen. Een doel van een essay kan ook zijn dat de schrijver zelf eens nadenkt over een onderwerp, terwijl hij/zij aan het schrijven is.


Slide 4 - Tekstslide

VOORBEELD
Als iemand een tekst schrijft over: ‘Waarom moet vuurwerk verboden worden?’ wil diegene je overtuigen. Dat is een betoog.

Als iemand een tekst schrijft over: ‘De voor- en nadelen van een vuurwerkverbod’ wil diegene dat je informatie krijgt om als lezer zelf een mening te vormen. Zowel het doel van die tekst als de hoofdgedachte is anders dan bij een betoog.



Slide 5 - Tekstslide

NOG MEER VOORBEELDEN...
‘Waarom zouden scholen om half 9 kunnen beginnen in plaats van om half 10?’
‘Wat is een bucketlist en wat kan hierop staan?’
‘Wat zijn de belangrijke dingen in het leven?’
‘Wat doen de coronamaatregelen met onze maatschappij?’
‘Wat betekent gelukkig zijn?’
‘Hoe kan ik voorkomen dat mijn planning in de soep loopt voor de toetsweek?’



Slide 6 - Tekstslide

Beoordeling
Taalgebruik en spelling: zitten er geen fouten in?

Zinsbouw en woordkeuze: gebruik je mooie taal of ga je voor kinderlijke taal? En gebruik je de woorden juist?

Samenhang en structuur: is het goed te volgen en zijn overgangen logisch (door signaalwoorden)?

Inhoud: slaat het ergens op wat je zegt? Zeg je interessante dingen en heb je er echt over nagedacht?

Randvoorwaarden: titel, inleiding, slot, verdeeld in meerdere alinea’s?



Slide 7 - Tekstslide

EINDOPDRACHT
- Je gaat een essay op basis van een onderwerp uit de actualiteit. 
- De komende 2 weken ga je in de lessen aan de slag met: zoeken onderwerp, bronnen vinden via de krantenbank van LexisNexis. Die is te vinden via nexisuni.com. 
- Je gaat je onderwerp eerst volledig researchen in stappen, voordat je het artikel gaat schrijven. - Dit doe je deels in de les en waar nodig nog thuis. 

Eindproduct wordt geschreven met pen en papier, in de les. -> weging 10



Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan


Stap 1: voorbereiden. Denk even na over het onderwerp (zelf) of klets er met iemand over (in een twee- of drietal).

Stap 2: einde voor ogen. Bedenk waar je uiteindelijk naar toe wil werken, dus eigenlijk begin je met het slot (in je hoofd).

Stap 3: begin met schrijven. Het is niet erg als je verderop ineens denkt: ik verander het begin even helemaal. Het is ook niet erg als je op een ander slot/eindpunt uitkomt, dan je vooraf had bedacht. Laat je gedachten de vrije loop.

TIP: Houd tijdens het schrijven vooral de structuur in de gaten, door regelmatig signaalwoorden te gebruiken! Voorbeelden: Ook, bovendien, daarnaast, verder, ten eerste, ten tweede, maar, daarentegen, toch, hoewel, kortom, dus, aan de ene kant/aan de andere kant, etc.



timer
20:00

Slide 9 - Tekstslide

Oefenopdracht 1
Onderwerp:
Hoe gaat het nu met onze klas?

Bekijk het stappenplan en ga aan de slag. (20 minuten)
Daarna -> voorlezen van enkele oefenessays

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
1. Kies een thema/onderwerp. Let erop dat je meerdere kanten kunt belichten. Het helpt als je zelf (nog geen) uitgesproken mening hebben. 

2. Ga naar www.Nexisuni.com

3. Zoek over jouw actuele onderwerp 1 artikel. 
- Let hierbij op de betrouwbaarheid van de bron, de schrijver en de datum. 
- Het artikel heeft minimaal 800 woorden. 

4. Print deze uit. Markeer de informatie die je wil gebruiken in je essay. 

Slide 11 - Tekstslide

Les 2 - feedbackopdracht
1. Lees het artikel van je klasgenoot en bekijk de gemarkeerde stukken tekst. 

2. Schrijf op de achterkant welke mening/kant van het onderwerp je leest of welke feiten.
Wat denk jij dat je klasgenoot aan informatie goed kan gebruiken voor zijn/haar essay?

3. Schrijf daaronder welke andere kanten van dit onderwerp je klasgenoot kan beschrijven in zijn/haar essay. -> Geef dus tips over de inhoud van het essay. 

timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerkopdracht
1. Zoek op eenzelfde manier nog 2 artikelen over hetzelfde thema/onderwerp. Zorg dat je uiteindelijk in in totaal het volgende hebt:

- 1 artikel waarin één kant of perspectief wordt belicht
- 1 artikel vanuit een andere kant/perspectief/oogpunt
- 1 artikel met feitelijke informatie over het onderwerp. 

2. Print deze uit. Markeer de informatie die je wil gebruiken in je essay. 

Slide 13 - Tekstslide

Les 3 - Inleiding schrijven
Bepaal de volgorde van hoe je de artikelen in de tekst gaat gebruiken. 
Wat is een logische opbouw?

Schrijf nu de inleiding van je essay op papier (kladversie). Denk hierbij aan het volgende:
- Pakkende beginzin
- Achtergrondinformatie
- Stelling of vraag
- tussen de 100 en 150 woorden


Slide 14 - Tekstslide

Beginzin
Onderwerp: De impact van rundveehouderij op de klimaatverandering

Vraag: Zijn koeien verantwoordelijk voor de klimaatverandering? Uit recent onderzoek van het RIVM is gebleken dat rundveehouders verantwoordelijk zijn voor twee derde van de stikstofuitstoot door de landbouw in Nederland. Dit wordt veroorzaakt door…
Citaat: ‘Veehouderij blijft voornaamste bron van stikstof’ aldus het RIVM na een vervolgonderzoek naar aanleiding van de boerendemonstraties in oktober 2019. Uit recent onderzoek van het RIVM is gebleken dat rundveehouders verantwoordelijk zijn voor twee derde van de stikstofuitstoot door de landbouw in Nederland. Dit wordt veroorzaakt door…
Spreekwoord: Het RIVM vat de koe bij de horens en spreekt een tweede keer uit dat veehouderij de voornaamste bron is van stikstof in Nederland en daarmee de klimaatverandering. Zo bleek dat rundveehouders verantwoordelijk zijn voor…
Definitie: Van Dale.nl definieert klimaatverandering als een verandering die optreedt in het klimaat, bijvoorbeeld door het broeikaseffect. Dit broeikaseffect wordt echter niet hoofdzakelijk veroorzaakt door broeikassen, maar door koeien. Uit recent onderzoek van het RIVM is gebleken dat niet het broeikaseffect, maar rundveehouders verantwoordelijk zijn voor twee derde van de stikstofuitstoot door de landbouw in Nederland. Dit wordt veroorzaakt door…




Slide 15 - Tekstslide

Achtergrond informatie
Nadat je jouw lezer hebt geprikkeld om meer te lezen over je onderwerp, moet je dat onderwerp voldoende toelichten. Op basis van de achtergrondinformatie die je geeft, moet je lezer precies weten waar je het over hebt, zodat deze ook jouw voor- en tegenargumenten kan volgen.

Gebruik de feitelijke informatie uit je artikel(en) hiervoor. 

Het RIVM berekent de stikstofdepositie, oftewel de stikstofoxiden en ammoniak die uit de lucht op de grond terechtkomen. Hieruit blijkt dat de landbouw met 46 procent de grootste bron van stikstofuitstoot is. Ter vergelijking: wegverkeer is verantwoordelijk voor 6,1 procent, huishoudens ook voor 6,1 procent en de industriesector voor 1 procent.








Slide 16 - Tekstslide

Stelling/vraag
Je stelling is het standpunt waarvan je je lezers in je essay over na wilt laten denken. Dit standpunt vormt de rode draad van jouw essay. Je gaat de verschillende kanten van deze stelling in je kern beschrijven. 

Hieruit blijkt dat de landbouw met 46 procent de grootste bron van stikstofuitstoot is. Ter vergelijking: wegverkeer is verantwoordelijk voor 6,1 procent, huishoudens ook voor 6,1 procent en de industriesector voor 1 procent. Veehouders en dan met name rundveehouders moeten daarom gestimuleerd en gesubsidieerd worden door de overheid om over te stappen op duurzame plantaardige landbouwvormen.

OF NOG BETER:

Moeten veehouders en dan met name rundveehouders moeten daarom gestimuleerd en gesubsidieerd worden door de overheid om over te stappen op duurzame plantaardige landbouwvormen?














Slide 17 - Tekstslide

Les 4 - feedbackopdracht
1. Lees de inleiding van een ander. 

2. Schrijf hieronder in een andere kleur jouw feedback. Je benoemt concreet wat je opvalt m.b.t. de volgende punten:
- Pakkende beginzin
- Achtergrondinformatie
- Stelling of vraag als afsluiting van de inleiding

3. Schrijf daaronder welke kanten van dit onderwerp je klasgenoot kan beschrijven in zijn/haar essay. -> Geef dus tips over de inhoud van het essay. 

timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Les 4 - Kern schrijven
1. Verbeter je inleiding n.a.v. de door je klasgenoot gegeven tips. 

2. Start met het schrijven van de kern. Hierin ga je de subjectieve kanten (waar je een mening in terugvindt) van het onderwerp toelichten. Je mag nog extra feitelijke informatie tussendoor gebruiken. Je kern voldoet aan de volgende eisen:
- 1 alinea met 1 perspectief/mening/kant van het onderwerp
- 1 alinea met een ander(e) perspectief/mening/kant van het onderwerp
- Gebruik de informatie die je in je artikelen vindt. 
- Benoem de bron van de mening, als die er is. 
- Zorg dat de perspectieven in BALANS zijn. 
- Beide alinea's hebben 150 - 200 woorden. 


timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Les 5 - feedbackopdracht
1. Lees de kern van een ander. 

2. Schrijf hieronder in een andere kleur jouw feedback. Je benoemt concreet wat je opvalt m.b.t. de eisen van de kern. 
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Les 5 - Slot
1. Verbeter je kern n.a.v. de door je klasgenoot gegeven tips. 

2. Start met het slot. Je schrijft een pakkende samenvatting. Dit mag ook een conclusie zijn, maar niet met een duidelijke mening van jezelf. De conclusie is dan meer de mening van anderen, of het feit dat het goede antwoord op je vraagstuk niet bekend is. Let op de volgende eisen:
- Kies geen kant.
- Sluit netjes af en vat samen. 
- Gebruik 50 - 100 woorden. 


Slide 21 - Tekstslide

Checklist & inhoudseisen
1. Inleiding (100-150 woorden)
  • Pakkende beginzin
  • Feitelijke achtergrondinformatie
  • Afsluiting met een stelling of vraag

2. Kern (300-400 woorden verdeeld over de alinea's)
  • Minimaal 2 alinea's waarin de verschillende kanten/meningen worden belicht -> BALANS
  • Informatie uit de artikelen is gebruikt
  • Bronnen zijn benoemd

3. Slot (50-100 woorden)
  • Er is geen kant gekozen.
  • Nette/pakkende samenvatting en afsluiting. 


Algemene aandachtspunten:
- Pakkende titel
- Spelling
- Zinsbouw
- Passend taalgebruik

Slide 22 - Tekstslide

Afsluitende les
Stappenplan uitwerken/inleveren essay:
1. Laat je kladversie controleren en verbeteren door een andere aan de hand van de checklist. 
2. Typ je netversie en verwerk de verbeterpunten. 
3. Lever in een mapje NETJES aan:
- netversie
- kladversie
- 3 artikelen

Klaar? -> Lezen in je leesboek of leren voor een ander vak

Slide 23 - Tekstslide