In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Welkom in de les
In je tas, is het gehele lesuur niet te zien!
Voor het bord
op de grond
Aandacht!!!
Thema criminaliteit
9.5 De rechtszaak blz. 148&149
Boek en laptop op tafel
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel:
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier een rechtszaak werkt.
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen
Gezamenlijk:
Uitleg paragraaf 5
Filmpjes
Individueel:
Opdracht maken
Gezamenlijk:
Afsluiten
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Aanwezig in de rechtszaak:
- Verdachte, met meestal een advocaat
-Officier van justitie
-De rechter
Slide 5 - Tekstslide
De Rechtzaak
1.
De opening
De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte.
Slide 6 - Tekstslide
2.
De aanklacht
De officier van justitie leest de aanklacht (=ten laste legging) voor.
Slide 7 - Tekstslide
3.
Het verhoor van de verdachte
Eerst mag de verdachte zelf zijn verhaal doen en vervolgens ondervragen de rechters, de officier van justitie en je eigen advocaat jou.
Slide 8 - Tekstslide
4.
Het getuigenverhoor
Mensen die iets gehoord of gezien hebben dat met de zaak te
maken kan hebben. Hiervoor leggen getuigen een eed af. Getuigen mogen niet liegen en geen aannames doen.
Slide 9 - Tekstslide
5.
Officier van justitie.
De officier legt uit waarom hij de verdachte schuldig vindt en eist een bepaalde straf. Dit heet het requisitoir.
Slide 10 - Tekstslide
6.
Het pleidooi
De advocaat mag de verdachte een laatste keer verdedigen. Hij kan nogmaals bijzondere omstandigheden aanhalen. Of wijzen op het feit dat de verdachte geen strafblad heeft. Dit heet het pleidooi.
Slide 11 - Tekstslide
7.
Het laatste woord
Als verdachte heb je altijd het laatste woord. Je kunt ook nog iets zeggen over de strafeis van de officier. De verdachte kan bijvoorbeeld ook aangeven of hij/zij spijt heeft.
Slide 12 - Tekstslide
8.
De uitspraak
De rechter vertelt of je schuldig of onschuldig bent en welke straf hij wil geven. Dit kan een gevangenisstraf zijn, een voorwaardelijke straf of boete.
Meestal is de uitspraak of het vonnis twee weken later.
Slide 13 - Tekstslide
Wanneer ben je schuldig?
Gaat het om een strafbaar feit?
Is bewezen dat de verdachte het gedaan heeft?
Is de verdachte strafbaar? -> Je kan ook niet schuldig bevonden worden door een psychische stoornis. Dan krijg je TBS -> terbeschikkingstelling
3x ja = schuldig
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Zelfstandig
Wat:
Maken lessonup in de rechtbank
+ Werkblad wie zit waar
hoe:
Op fluistertoon
tijd:
15 minuten
Klaar:
Extra opdracht + achterstanden
timer
15:00
Waar vind je de informatie:
LessonUp en je lesboek blz. 148&149
Slide 18 - Tekstslide
Leerdoel:
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier een rechtszaak werkt.
Slide 19 - Tekstslide
Wat betekent het als je een dagvaarding hebt gekregen?
Slide 20 - Open vraag
Wie bepaalt of iemand voor de rechter moet verschijnen?
A
Officier van Justitie
B
Advocaat
C
Politie
D
Rechter
Slide 21 - Quizvraag
Hoe heet de brief die je thuis krijgt als je voor de rechter moet verschijnen?
A
Proces-verbaal
B
OM-afdoening
C
Justitiële oproep
D
Dagvaarding
Slide 22 - Quizvraag
Hoe noemen we de uitspraak van de rechter?
A
de uitslag
B
de taakstraf
C
de regeling
D
het vonnis
Slide 23 - Quizvraag
Wie heeft het laatste woord voordat de rechter een uitspraak doet?
A
het publiek
B
de verdachte
C
de rechter
D
de officier van justitie
Slide 24 - Quizvraag
welke 3 personen zijn belangrijk in een rechtszaal?
advocaat
getuige
officier van justie
politie
verdachte
rechter
Slide 25 - Sleepvraag
Wie klaagt de verdachte aan?
A
de rechter
B
de verdachte
C
de advocaat
D
de officier van justitie
Slide 26 - Quizvraag
Wat leest de officier van justitie voor tijdens de strafzitting waarin hij/zij feiten op een rij zet en zijn/haar mening geeft over het bewijs en op grond daarvan een bepaalde straf eist.
A
Tenlastelegging
B
Requisitoir
C
Pleidooi
D
Vonnis
Slide 27 - Quizvraag
Wat betekent ontoerekeningsvatbaar?
A
Dat je niet snel een psychische ziekte zult krijgen
B
Dat het niet jouw schuld is als je een psychische ziekte krijgt
C
Dat een verdachte door ziekte niet wist wat hij/zij deed tijdens de misdaad
D
Dat jij nooit de rekening hoeft te betalen
Slide 28 - Quizvraag
Wat krijg je opgelegd als je ontoerekeningsvatbaar bent?
A
TBS
B
CBS
C
ANWB
D
Een gevangenisstraf
Slide 29 - Quizvraag
Wanneer ben je ontoerekeningsvatbaar?
A
Als je een psychische aandoening hebt
B
Als je het niet deed met voorbedachte rade
C
Als je echt niet anders kon, omdat je bijvoorbeeld geen geld had
D
Als je handelde uit zelfverdediging
Slide 30 - Quizvraag
Moet een getuige de waarheid vertellen?
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quizvraag
Je bent als verdachte schuldig als de rechter op 3 vragen 'ja' kan zeggen. Welke van de volgende vragen hoort daar NIET bij?
A
Gaat het om een strafbaar feit?
B
Is het strafbare feit erg genoeg?
C
Heeft de verdachte het gedaan?
D
Is de verdachte strafbaar?
Slide 32 - Quizvraag
Wie leest de aanklacht voor waarvoor de verdachte aanwezig is?