Een bijwoord (bw) kan van alles aangeven, bijvoorbeeld:
Tijd: gisteren, morgen, straks, vroeger
Plaats/richting: er, daar, hier, nergens, waarheen
Zekerheid: absoluut, ongetwijfeld, echt
Ontkenning: niet, nooit, geenszins
Een bijwoord kan iets vertellen over:
Een werkwoord (de auto rijdt hard)
Een bijvoeglijk naamwoord (Deze ijscoman heeft bijzonder lekker softijs)
Een ander bijwoord (Margje schreef de zinnen heel netjes in haar schrift.