4a 10 april

• Frans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

4a 10 april

Elle est plus sportive

1. Zij is niet meer sportief
2. Zij is het sportiefst
3. Zij is sportiever
4. Zij is ook sportief

Zij praat het best

1. elle parle la plus bonne
2. elle parle la meilleure
3. elle parle le mieux
4. elle parle la mieuse

Het duurste boek

1. le livre le plus cher
2. le plus cher livre
3. le livre plus cher
4. le plus livre cher

Il est aussi riche que toi

1. Hij is net zo rijk als jij
2. Hij is rijker dan jij
3. Hij is armer dan jij

Het snelst

1. plus rapide
2. plus rapider
3. le plus rapide
4. plus le rapide

maak af:
bon- (...?...)- le meilleur

1. plus bon
2. meilleur
3. plus meilleur
4. mieux

ils buvaient
(boire)

1. zij drinken
2. zij dronken
3. zij zullen drinken

Ik heb ontvangen
(recevoir)

1. J'ai recevu
2. j'ai revu
3. J'ai reçu
4. J'ai ru

il faut (....?.....) contre la faim

1. lutter
2. sauver
3. jurer
4. \deviner

il fait (..?..) pour la bonne cause

1. de son mieux
2. un don
3. beau
4. un but

Il y a pas mal de questions

1. Er zijn best veel vragen
2. Er zijn pijnlijke vragen
3. Er zijn nauwelijks vragen
4. Er zijn helemaal geen vragen

En 2023 il ........?..............son travail

1. finissait
2. a fini

L'auteur ........?............le prix au mois de juillet

1. reçoit
2. recevra