thema 3 vertering

H5 - T3: Vertering - BS1
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 - T3: Vertering - BS1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kent het onderscheid tussen een voedingsmiddel en een voedingsstof
Je kent de 7 groepen voedingsstoffen
Je kunt uitleggen waar de voedingsstoffen voor worden gebruikt

Slide 2 - Tekstslide

Voedingsmiddel of voedingsstof?

Sleep de termen naar de juiste categorie
voedingsmiddel
voedingsstof
vitamine C
sinaasappelsap
aardappel
koolhydraat
boterham
eiwit

Slide 3 - Sleepvraag

Welke groepen van voedingsstoffen ken je?

Slide 4 - Woordweb

7 groepen voedingsstoffen
koolhydraten (sachariden; binas 67F)
eiwitten (peptiden; binas 67G)
vetten (lipiden; binas 67H)
water
mineralen
vitaminen
voedingsvezels

Slide 5 - Tekstslide

glucose is een ...
A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit
D
voedingsvezel

Slide 6 - Quizvraag

het molecuul uit de afbeelding behoort tot de ...
A
sachariden
B
peptiden
C
lipiden

Slide 7 - Quizvraag

zowel natrium als chloride zijn ...
A
vitaminen
B
mineralen
C
voedingsvezels

Slide 8 - Quizvraag

het molecuul uit de afbeelding behoort tot de ...
A
sachariden
B
peptiden
C
lipiden

Slide 9 - Quizvraag

Geef de definitie van het begrip 'verteren'.

Slide 10 - Open vraag

Verteren
het verkleinen van grote niet-opneembare moleculen zodat voedingstoffen opgenomen kunnen worden in het bloed

deze afbraak vindt plaats door werking van enzymen

Slide 11 - Tekstslide

Wel of niet verteren?
Moeten deze voedingsstoffen wel of niet worden verteerd?
wel verteren
niet verteren
koolhydraten
eiwitten
mineralen
vitaminen
vetten
water
voedingsvezels

Slide 12 - Sleepvraag

koolhydraten verteren: sleep de termen naar de juiste plaats
afgebroken
 tot
afgebroken
 tot
opname in het bloed
polysacharide
monosachariden
disachariden

Slide 13 - Sleepvraag

eiwitten verteren: sleep de termen naar de juiste plaats
afgebroken
 tot
afgebroken
 tot
opname in het bloed
di/tripeptiden
aminozuren
polypeptide

Slide 14 - Sleepvraag

vetten verteren: sleep de termen naar de juiste plaats
afgebroken
 tot
opname in het bloed en/of lymfe
glycerol
triglyceride
losse vetzuren

Slide 15 - Sleepvraag

Functies van voedingsstoffen
3 B's 
brandstof: koolhydraat, vet (overschot wordt opgeslagen)
bouwstof: eiwit, vet en water
beschermende stof: vitaminen en mineralen

voedingsvezel: wordt niet verteerd, wordt niet opgenomen
trekt water aan en stimuleert peristaltiek

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een essentieel aminozuur?
A
een aminozuur dat je lichaam zelf aanmaakt dus die hoef je niet met je voeding binnen te krijgen
B
een aminozuur dat je lichaam niet zelf aanmaakt dus die hoef je niet met je voeding binnen te krijgen
C
een aminozuur dat je lichaam zelf aanmaakt dus die moet je binnenkrijgen met je voeding
D
een aminozuur dat je lichaam zelf niet aanmaakt dus die moet je binnenkrijgen met je voeding

Slide 17 - Quizvraag

Maak gebruik van binas 82A!
Nachtblindheid is een gebreksziekte ten gevolge van een tekort aan ...
A
vitamine A
B
vitamine B3
C
vitamine C
D
vitamine D

Slide 18 - Quizvraag

Maak gebruik van binas 82A!
Rachitis is een gebreksziekte ten gevolge van een tekort aan ...
A
vitamine A
B
vitamine B3
C
vitamine C
D
vitamine D

Slide 19 - Quizvraag

diabetes mellitus type 2 (ouderdomssuikerziekte) is een ...
A
'gebreksziekte'
B
'welvaartsziekte'

Slide 20 - Quizvraag

Leerdoelen basisstof 2 
Je kunt de bouw, werking en functies van de verteringsorganen van de mens beschrijven en de relatie herkennen tussen de bouw en hun functie
je kunt verschillen en overenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsel van de mens en verschillende diersoorten.

Slide 21 - Tekstslide

De verteringsorganen

Slide 22 - Tekstslide

2.3 Verteringsorganen

Slide 23 - Tekstslide

Tijdens het slikken is de huig ... en het strotklepje ...
A
Open, open
B
Open, dicht
C
Dicht, open
D
Dicht, dicht

Slide 24 - Quizvraag

Hoe staan de huig en het strotklepje bij het uitademen?
A
De huig hangt naar beneden, het strotklepje omhoog
B
De huig staat omhoog, het strotklepje omhoog
C
De huig hangt naar beneden, het strotklepje ook naar beneden
D
De huig hangt naar beneden, het strotklepje naar beneden

Slide 25 - Quizvraag

wat is de taak van het strotklepje bij het doorslikken?
A
het strotklepje sluit de neusholte af bij slikken
B
het strotklepje sluit de slokdarm af bij slikken
C
het strotklepje sluit de luchtpijp af bij slikken
D
het strotklepje duwt je eten naar de slokdarm

Slide 26 - Quizvraag