Oefenexamen: 2021 T1 (tekst 1)

Het CE bestaat volledig uit leesvaardigheid. Hoe schat jij je niveau van leesvaardigheid in?
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ
1 / 22
volgende
Slide 1: Poll
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het CE bestaat volledig uit leesvaardigheid. Hoe schat jij je niveau van leesvaardigheid in?
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 1 - Poll

Waar wil je de komende maanden nog aan werken qua leesvaardigheid?

Slide 2 - Woordweb

Oefenen met een eindexamen
H5C, 24 januari 2025

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les...
  • heb je geoefend met het lezen van een examentekst
  • heb je geoefend met het beantwoorden van examenvragen
  • heb je kritisch naar jouw vraag-/antwoordstrategieĆ«n gekeken

Slide 4 - Tekstslide

Hoe lees je een tekst?
  • Bekijk de lengte van de tekst en het aantal vragen dat erbij hoort. Zijn deze vragen open of gesloten en zit er misschien ook een tekstfragment bij? Of zijn er overkoepelende vragen over twee teksten?
  • Lees de titel en bekijk de bron
  • Maak aantekeningen in de tekst tijdens het lezen ā†’ markeer de kernzin, zet functiewoorden naast de alinea, omcirkel signaalwoorden en noteer eventueel de woorden die je niet kent.
  • Noteer onder de tekst als je klaar bent de tekstsoort en schrijfdoel

Uit onderzoek (Rooijackers, 2023) is gebleken dat leerlingen die eerst de hele tekst lezen en dan pas de vragen maken hoger scoren op Nederlands.


Slide 5 - Tekstslide

Hoe beantwoord je een open vraag?
  1. Lees de vraag goed
  2. Onderstreep de belangrijkste delen van de vraag.
  3. Bepaal welke leesstrategie je moet gebruiken voor deze vragen
  4. Gebruik (een gedeelte van) de vraag in je antwoord
  5. Antwoord in hele zinnen en begin met een hoofdletter en eindig met een punt
  6. Controleer of je antwoord daadwerkelijk ingaat op de vraag.
  7. Controleer of het antwoord echt in de tekst staat of daar zo dicht mogelijk bij blijft
  8. Controleer op spelling, zinsopbouw en formulering

Slide 6 - Tekstslide

We lezen Tekst 2 'Leve de vleesetende vegetariƫr - Wantrouw de rechtlijnigen' op blz 69

Slide 7 - Tekstslide

'Strikt genomen hadden ze een punt' (r. 4-5). Citeer het zinsgedeelte uit alinea 1 dat verwoordt welk punt 'ze' volgens de tekst hadden.

Slide 8 - Open vraag

Bij welke alinea begint deel 1, ā€˜De onmogelijkheid van een consequent wereldbeeldā€™?

Slide 9 - Open vraag

Bij welke alinea begint deel 3, ā€˜De inconsequente mens als ideaal?ā€™?

Slide 10 - Open vraag

'Maar goed, als je consequent bent, kun je het daar niet bij laten.' Welk bezwaar zou een kritisch lezer kunnen hebben tegen de onderbouwing van de bewering?
A
Demonstrerende vegetariƫrs worden woorden in de mond gelegd om aannemelijk te maken dat ze alleen bij de biologische slager demonstreren vanuit de wens consequent te zijn
B
De tekst beschuldigt vegetariƫrs die niet gaan demonstreren van inconsequent en dus immoreel gedrag om aannemelijk te maken dat we daarom inconsequente mensen niet serieus moeten nemen
C
Er wordt onvoldoende aannemelijk gemaakt dat vegetariƫrs die bij de biologische slager demonstreren, een goed voorbeeld zijn van mensen die consequent volgens hun principes leven
D
Er wordt onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom mensen die zelf een overtuiging hebben, genoodzaakt zijn deze overtuiging ook over te brengen op anderen.

Slide 11 - Quizvraag

In de titel van tekst 1, 'Leve de vleesetende vegetariƫr - Wantrouw de rechtlijnigen' duidt het woord 'rechtlijnigen' een kenmerk aan van een bepaalde groep mensen. Met welk woord wordt dat kenmerk in tekst 1 zelf aangeduid?

Slide 12 - Open vraag

Uit alinea 3 blijkt een oordeel over het al dan niet consequente gedrag van de vegetariƫr en dat van de niet-vegetariƫr. Welk oordeel is dat?
A
Beide groepen spreken elkaar terecht aan op hun inconsequente gedrag
B
Beide groepen zouden best wat minder consequent mogen zijn
C
Niet-vegetariƫrs zijn vaak inconsequenter dan vegetariƫr
D
Vegetariƫrs zijn vaak inconsequenter dan niet-vegetariƫrs

Slide 13 - Quizvraag

Aan alinea 4 kunnen twee functies worden toegekend: een ten opzichte van de voorafgaande alinea's en ten opzichte van de erop volgende alinea's
A
constatering en standpunt
B
constatering en voorbeeld
C
verklaring en conclusie
D
verklaring en standpunt

Slide 14 - Quizvraag

Welk argumentatieschema wordt in alinea 4 vooral gebruikt? Kies uit: autoriteit, kenmerk of eigenschap, oorzaak en gevolg, overeenkomst en vergelijking, voorbeelden, voor- en nadelen

Slide 15 - Open vraag

'Zo kent ook de maatschappij losse eindjes en restcategorieƫn (r. 113-114) Geef aan van welke drogreden (zie blz 73) sprake zou zijn in het gegeven citaat en leg uit op grond van de tekst wat er dan niet klopt in de argumentatie.

Slide 16 - Open vraag

Met welke omschrijving is de toon in de alinea's 7 en 8 het best te typeren?
A
betweterig en spottend
B
spottend en overdrijvend
C
verwijtend en vol onbegrip
D
waarschuwend en nieuwsgierig

Slide 17 - Quizvraag

'Het is de ultieme manier om desastreuze gevolgen van consequent denken te voorkomen.' (r. 139-141) Wat is 'de ultieme manier' volgens tekst 1?

Slide 18 - Open vraag

'Want of ze liegen of ze zijn uit op een dictatuur.' (r. 160-161) Waarom zou er sprake zijn van liegen, volgens de tekst?

Slide 19 - Open vraag

Hoe ging het?
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 20 - Poll

Waar wil je de komende maanden nog aan werken qua leesvaardigheid?

Slide 21 - Woordweb

Lesafsluiting
Volgende les: starten met de discussie 

Slide 22 - Tekstslide