regelmatige ww in passé composé tijd

Passé composé
-passé composé tijd
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Passé composé
-passé composé tijd

Slide 1 - Tekstslide

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Persoonlijk voornaamwoord
Vorm van het hulpwerkwoord avoir/être
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 2 - Sleepvraag

Is het werkwoord een vervoeging van être of avoir??

Sleep de vervoeging  naar het goede werkwoord.
AVOIR
ÊTRE
je suis
tu as
nous sommes
j'ai 
elle a
vous avez
elles
 sont
tu es 
il est
ils ont

Slide 3 - Sleepvraag

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai fait
Nous regardons

Slide 4 - Sleepvraag

Wat is de passé composé?
A
o.t.t ( bijv. ik eet)
B
v.t.t ( bijv. ik heb gegeten)
C
o.v.t ( bijv. ik at)
D
o.t.t.t ( ik zal eten)

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen in de passé composé?
-er        j'ai parl

-ir         j'ai grand

-re        j'ai perd
i
é
u

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais

Slide 8 - Quizvraag

Passé composé: onregelmatige werkwoorden
être
j'ai été = ik ben geweest
tu as été
il a été

nous avons été
vous avez été
ils ont été
avoir
j'ai eu = ik heb gehad
tu as eu
il a eu

nous avons eu
vous avez eu
ils ont eu
faire
j'ai fait = ik heb gedaan
tu as fait
il a fait

nous avons fait
vous avez fait
ils ont fait

Slide 9 - Tekstslide

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
ma
père
a
écouté
un
film
mère
regardé
douze

Slide 10 - Sleepvraag

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
mon
soeur
a
écouté
un
gâteau
copain
préparé
douze

Slide 11 - Sleepvraag

Voor de passé composé heb je "avoir" nodig. Welk werkwoord hoort bij: tu
A
as
B
es

Slide 12 - Quizvraag

In de passé composé kan het hulpwerkwoord avoir of être zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

tu (choisir = kiezen, passé composé)

passé composé
A
as choisi
B
a choisi
C
est choisi
D
es choisi

Slide 14 - Quizvraag

finir, je/j' (passé composé)

Slide 15 - Open vraag

vendre, vous (passé composé)
timer
1:00

Slide 16 - Open vraag

manger, elle (passé composé)

Slide 17 - Open vraag

Passé composé van
rendre (je)

Slide 18 - Open vraag

parler, vous (passé composé)

Slide 19 - Open vraag

tu - danser

passé composé

Slide 20 - Open vraag

il (rougir, passé-composé)

Slide 21 - Open vraag

Nous (réfléchir - passé composé)

Slide 22 - Open vraag

Passé composé met être
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
il est arrivé
-e
elle est arrivée
meervoud
-s
ils sont arrivés
-es
elles sont arrivées

Slide 23 - Tekstslide

Of je onthoudt: het huis van être

Slide 24 - Tekstslide

passé composé + être
1. (aller)                  Il .....................    ......................
2. (arriver)            Tu .....................    ......................
3. (retourner)      Nous .....................    ......................
4. (descendre)    Vous .....................    ......................
5. (sortir)               Je....................    ......................

passé composé = onderwerp + avoir/être + voltooid deelwoord

Slide 25 - Tekstslide

Voor de passé composé heb je "avoir" nodig. Welk werkwoord hoort bij: nous
A
avez
B
avons

Slide 26 - Quizvraag

Nous (rester, passé composé)

Slide 27 - Open vraag

aller, elle (passé composé)

Slide 28 - Open vraag