4.7-grammatica

  •   Je kent de trappen van vergelijking en weet wanneer je als of dan moet gebruiken. 
  • Je weet wat splitsbare werkwoorden zijn.
  •  Je kent het verschil tussen een splitsbaar werkwoord         en een voorzetsel.


Grammatica
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  •   Je kent de trappen van vergelijking en weet wanneer je als of dan moet gebruiken. 
  • Je weet wat splitsbare werkwoorden zijn.
  •  Je kent het verschil tussen een splitsbaar werkwoord         en een voorzetsel.


Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Groter dan / even groot als
Regels



Gebruik dan na:
Gebruik als na:
vergrotende trap (meer dan)
net zo en even 

Slide 2 - Tekstslide

Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen bestaan.
Je noemt dan beide delen een werkwoord.

voorbeelden:
opschrijven. Ik schrijf dit op.
uitnodigen. Ik nodig jou uit.

Als je twijfelt gebruik je het zinnetje "Ik.....
afmaken. Ik maak dat af.
uitlezen. Ik lees dat boek uit.
besluiten. Dat is gisteren besloten.

Slide 3 - Tekstslide

Soms zie je niet meteen of een woord een voorzetsel is, of deel van een splitsbaar werkwoord is. Kijk daarom eerst goed wat het hele werkwoord is.

Ik zit op de tafel       hele werkwoord= zitten
                                     voorzetsel= op

Let eens goed op     hele werkwoord=opletten. 
                                     Is het een splitsbaar werkwoord of voorzetsel? Het is dus een                                         deel van een splitsbaar werkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Noteer de splitsbare hele werkwoorden.
1. Jullie halen toch geen kattenkwaad uit?
2. Geef nooit op.
3. Keek jij nou bij haar af?

Slide 5 - Open vraag

(invullen) Sarah...................... het antwoord ......................
(opmaken)Mijn moeder...................mijn bed...................
(uitgeven) Hoeveel geld.......jullie.........in de vakantie?

Slide 6 - Open vraag

splitsbaar
niet splitsbaar
afmaken
ophalen
nadoen
omcirkelen
besluiten
uitlezen
achterhalen
noteren

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Je ziet het woordje uit staan. Bij welke woordsoorten kan dit horen.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf DRIE voorzetsels op?

Slide 10 - Open vraag

Hieronder nogmaals uitlegfilmpjes. Als je het even niet meer weet, kijk terug.

Slide 11 - Tekstslide

Vul in (lw) lidwoorden, bn (bijvoeglijk naamwoord, zn (zelfstandig naamwoord), vz (voorzetsels), ww (werkwoorden) of tw (telwoord).
De meeste smarthphones hebben geen lange levensduur.
meeste =

Slide 12 - Open vraag

Vul in (lw) lidwoorden, bn (bijvoeglijk naamwoord, zn (zelfstandig naamwoord), vz (voorzetsels), ww (werkwoorden) of tw (telwoord).
De meeste smarthphones hebben geen lange levensduur.
smarthphones=

Slide 13 - Open vraag

Vul in (lw) lidwoorden, bn (bijvoeglijk naamwoord, zn (zelfstandig naamwoord), vz (voorzetsels), ww (werkwoorden) of tw (telwoord).
De meeste smarthphones hebben geen lange levensduur.
hebben =

Slide 14 - Open vraag

Vul in (lw) lidwoorden, bn (bijvoeglijk naamwoord, zn (zelfstandig naamwoord), vz (voorzetsels), ww (werkwoorden) of tw (telwoord).
De meeste smarthphones hebben geen lange levensduur.
levensduur =

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag
Maak het werkblad

Slide 16 - Tekstslide