HV1 ch4 les 1

Chapitre 4
Dans ce chapitre on répète chapitre 1, 2 et 3

Donc: les articles, le verbe être et avoir, les nombres, se présenter, etc. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 4
Dans ce chapitre on répète chapitre 1, 2 et 3

Donc: les articles, le verbe être et avoir, les nombres, se présenter, etc. 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe stel je jezelf voor in het Frans?

Slide 2 - Woordweb

Noem alle mogelijke vertalingen van 'de/het'

Slide 3 - Open vraag

Noem alle mogelijke vertalingen van 'een'

Slide 4 - Open vraag

Hoe vertaal je 'des tomates'
A
de tomaten
B
een tomaat
C
tomaten
D
het tomaat

Slide 5 - Quizvraag

Welk antwoord is fout?

A
je suis en vacances à Paris
B
Tu es un frère et une soeur?
C
Tu as un frère?
D
Nous avons une piscine dans le jardin.

Slide 6 - Quizvraag

Typ het Franse rijtje van 'avoir'
timer
3:00

Slide 7 - Open vraag

Wat moet er op de plaats van het lijntje komen?
Il ____ quatorze ans.
A
es
B
a
C
est
D
as

Slide 8 - Quizvraag

Wat is GEEN vorm van avoir?
A
il a
B
nous allons
C
ils ont
D
j'ai

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 10 - Quizvraag

Typ het Franse rijtje van 'être'

Slide 11 - Tekstslide

ETRE: Claire en Marc zijn
A
C et M ont
B
C et M est
C
C et M êtes
D
C et M sont

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste persoonsvorm van être in:
(Madame la directrice ...... au collège.)
A
a
B
est
C
etre
D
ès

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van etre:
Nous ... grands!
A
est
B
sommes
C
sont

Slide 14 - Quizvraag

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.
A
Ce n'est pas ici.
B
Elle ne mange pas.
C
Anna ne pas regarde
D
Nous ne parlons pas français.

Slide 15 - Quizvraag

Welk werkwoord vervoeg je NIET als een regelmatig werkwoord op -er?
A
habiter
B
manger
C
être
D
regarder

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn Franse werkwoorden op -er?
A
lire - apprendre - faire
B
aimer - regarder - écouter
C
apprendre - adorer - donner
D
avoir - être - faire

Slide 17 - Quizvraag

Het regelmatig werkwoord: Wat moet je als eerst doen als je het werkwoord ziet
A
de laatste twee letters eraf halen
B
kijken naar het onderwerp en daarachter een letter doen

Slide 18 - Quizvraag

Werkwoorden op -er=
stam+ ...
A
a-as-a-ons-ez-ont
B
e-es-e-ez-ons-ent
C
e-es-e-ons-ez-ent
D
e-es-e-ons-ez-ont

Slide 19 - Quizvraag

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.
A
Ce n'est pas ici
B
Elle ne mange pas.
C
Chloé ne pas regarde
D
Nous ne trouvons pas

Slide 20 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Simon habite à Paris.
A
Simon habite ne pas à Paris
B
Simon n' habites pas à Paris
C
Simon ne habite pas à Paris
D
Simon n' habite pas à Paris

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het juiste bezittelijk vnw in deze zin?
C'est (zijn)_____ mère.
A
ma
B
sa
C
mon
D
son

Slide 22 - Quizvraag

Vul het juiste bezittelijk vnw in.
C'est (jouw)_____ amie.
A
ta
B
mon
C
ton
D
ma

Slide 23 - Quizvraag

À faire:
Vendredi 22-01:
Faire: ch4 ex 1, 2, 3
apprendre: avoir + lidwoorden

Jeudi 28-01
Faire: ch4 ex 4, 5, 6, 7, 8
apprendre: avoir + lidw+ ww -er

Slide 24 - Tekstslide

Tips:

- Kijk kritisch naar je eigen prestaties

- Wat ging er nog niet zo goed? Herhaal dat als eerste nog een aantal keer.

- Maak gebruik van alle hulpmiddelen (Slim Stampen, website, Quizlet, Boeken etc.

- Stel je vragen nu het nog kan

- Heb vertrouwen in jezelf!

Slide 25 - Tekstslide