Taal quiz thema 7 les 14

Jij draagt leuke kleding. Ik vind dat jij een leuke .... hebt.
Welk woord past op de puntjes?
A
winkel
B
smaak
C
idee
D
zus
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Jij draagt leuke kleding. Ik vind dat jij een leuke .... hebt.
Welk woord past op de puntjes?
A
winkel
B
smaak
C
idee
D
zus

Slide 1 - Quizvraag

Welk woord past niet bij "de recensie"?
A
de mening
B
het argument
C
de getuige
D
het oordeel

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Wat is dit? een .......

Slide 4 - Open vraag

Verkoop jij die tafel?
Die is in zeer goede staat.
Wat betekent hetzelfde?
A
Die ziet er nog heel goed uit.
B
Die zou ik niet verkopen.
C
Die wil ik wel hebben.
D
Die staat leuk in je kamer.

Slide 5 - Quizvraag

Deze vraag is enigszins makkelijk.
Wat jun je ook zeggen in plaats van enigszins.
A
heel erg
B
een beetje
C
niet
D
ontzettend

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Ik wil nu naar de kapper!
A
ik
B
wil
C
naar
D
kapper

Slide 8 - Quizvraag

Mama koopt een dure bril.
In welke vorm staat het werkwoord?
A
ik-vorm
B
jij-vorm
C
hij-vorm
D
wij vorm

Slide 9 - Quizvraag

Dafne en mijn zus drinken een glas cola.
In welke vorm staat het werkwoord?
A
ik-vorm
B
jij-vorm
C
hij-vorm
D
wij vorm

Slide 10 - Quizvraag

Wij lopen.
Het werkwoord staat in de wij-vorm.
Welke regel hoort hierbij?

Slide 11 - Open vraag

Mijn kat slaapt op de bank.
het werkwoord staat in de hij-vorm.
Welke regel hoort hierbij?
A
hele werkwoord -en
B
hele werkwoord
C
halve werkwoord
D
ik vorm +t

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Vul de goede vorm in van hebben of zijn.
Tom ...... een mooi jas.

Slide 14 - Open vraag

Vul de goede vorm in van hebben of zijn.
Zij .... goed in voetbal.

Slide 15 - Open vraag

Vul de goede vorm in van hebben of zijn.
Op school .... wij geen huisdieren.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Hans werkt heel slordig.
Wat is het bijwoord?
A
Hans
B
werkt
C
heel
D
slordig

Slide 18 - Quizvraag

Het bijwoord zegt iets over het ...
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
lidwoord

Slide 19 - Quizvraag

Blij zingt zij een liedje.
Wat is het bijwoord?
A
blij
B
zingt
C
een
D
liedje

Slide 20 - Quizvraag

De zachte bal rolt heel snel.
Wat is het bijwoord?
A
zachte
B
bal
C
rolt
D
snel

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Wat is geen eigen naam?
A
namen van dingen
B
namen van mensen
C
namen van steden
D
namen van meren

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen eigen naam?
A
Duitsland
B
de Kledingkast
C
Joris
D
de Zuiderzee

Slide 24 - Quizvraag

Welke eigen naam is fout?
A
meneer Jansen
B
meneer De Vries
C
mevrouw Witteveen
D
Jenny de Bruin

Slide 25 - Quizvraag