Beeldende begrippen: vorm, lijn, kleur, compositie, licht, ruimte, textuur

Beeldende begrippen
Lijn - Vorm - Kleur - Compositie - Licht - Ruimte - Textuur
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 54 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Beeldende begrippen
Lijn - Vorm - Kleur - Compositie - Licht - Ruimte - Textuur

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LIJN

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VORM

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KLEUR

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kleurencirkel van Itten
- Primaire kleuren
- Secundaire kleuren
- Tertiaire kleuren

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleurtinten
Kleurtinten zijn kleuren die je krijgt door een zuivere kleur te mengen met wit, zwart of grijs (niet-kleuren). 
Verhelderen = mengen met wit

Verdonkeren = mengen met zwart

Verzadigen = mengen met grijs

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Warm - koud contrast

Slide 17 - Tekstslide

Wie kent er enkele contrasten? 
2. Complementair contrast
Kleurcontrast van kleuren die tegenover elkaar staan in de kleuren cirkel. Altijd 1 primaire kleur  en 1 secundaire kleur.

Dit zijn: 
Geel <> Paars
Rood <> Groen
Blauw <> Oranje

Slide 18 - Tekstslide

Wie kent er enkele contrasten? 
Licht-donker contrast

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kleur tegen kleur contrast

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

COMPOSITIE

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LICHT

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunstmatige lichtbron
BIj een kunstmatige lichtbron denken we aan een lantaarnpaal, een zaklamp of een schemerlamp.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke lichtbron
Natuurlijke lichtbronnen  zijn bijvoorbeeld de zon, de maan of vuur. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichtrichting
De richting waar het licht heen schijnt, vanaf de lichtbron is de lichtrichting.

We benoemen er 3:
  • Meelicht
  • Zijlicht
  • Tegenlicht 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meelicht
Meelicht is licht dat van voren - met de kijker mee - op de voorstelling valt. Bij meelicht is vaak slagschaduw te zien.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijlicht
Zijlicht is licht dat van de zijkant - van de kijker - op de voorstelling valt. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenlicht
Tegenlicht is het tegenovergestelde van meelicht; het licht schijnt je tegemoet. Bij fel tegenlicht zie je alleen een silhouet (donkere schaduw vorm met zichtbare omtrek).

Een voorbeeld van tegenlicht is een laagstaande zon die in je ogen prikt.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijlicht - Meelicht - Tegenlicht

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigen schaduw
Eigen schaduw is de schaduw die op het object aanwezig is. 

Bijvoorbeeld: 
De zon schijnt op de woestijnduin; de ene kant van de woestijnduin is licht, de andere kant is donker.


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slagschaduw
Slagschaduw is de schaduw die een object "werpt" op een ondergrond of achtergrond.


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Glimlicht
Op glimmende voorwerpen zie je witte vlekken, dat zijn glimlichten. Glimlichten ontstaan door weerkaatsing van het licht op gladde voorwerpen.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RUIMTE

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2D - 3D

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimtesuggestie
  • Afsnijding
  • Overlapping
  • Verkleining
  • Repoussoir
  • Plasticiteit
  • Vervaging / atmosferisch perspectief
  • Lijnperspectief

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkleining

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkleining
Alles op de voorgrond is groot getekend en op de achtergrond klein.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overlapping
De beeldelementen worden vóór/over elkaar gezet.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsnijding

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt
Kikvorsperspectief        Staand/ooghoogte        Vogelperspectief perspectief

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kikkerperspectief
De kunstenaar heeft een laag standpunt en kijkt tegen een object op.
De horizon en het verdwijnpunt bevinden zich laag in het kunstwerk.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vogelperspectief
De kunstenaar  heeft een hoog standpunt en kijkt op een object neer.
De horizon en het verdwijnpunt bevinden zich hoog in het kunstwerk.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunten
normaal perspectief -  ooghoogte

- horizon in het midden
vogelperspectief


- horizon hoog
kikvors- of kikkerperspectief

-horizon laag

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TEXTUUR

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TEXTUUR
Een textuur is de zichtbare en voelbare oppervlakte van een materiaal. 
Voorbeelden van texturen zijn: harig, stekelig, glad, bobbelig enz.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Structuur
Bijvoorbeeld de nerven van een blad
Of de schubben van een vis
De structuur van stof is opgebouwd uit draden
Andere woorden voor structuur zijn: opbouw, samenstelling of ordening.

Structuur is de manier waarop iets in elkaar zit.
Een groter geheel materiaal bestaat vaak uit verschillende kleine delen. 
Die samenstelling van materiaal noem je STRUCTUUR. 

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Patroon
Als je een vorm steeds herhaalt, dan noem je dat een patroon.
Welke vorm zie je hier steeds terugkeren?
Patronen kunnen ook toevallig ontstaan.
De kunstenaar Escher maakte op bijzondere wijze gebruik van patronen.

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Patronen
     Geometrische patronen
   Organische patronen

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Patronen
Kleuren en vormen die telkens herhaald worden in een ontwerp

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies