Leestekens

Leestekens deel 2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leestekens deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
*Aan het einde van de les kunnen de studenten in eigen woorden uitleggen wanneer je welk leesteken gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom belangrijk?


Hoewel ik nog jong ben vind ik dat ik voor deze baan aangenomen moet worden omdat ik een frisse kijk op zaken heb.



Slide 3 - Tekstslide

Antwoord
Hoewel ik nog jong ben, vind ik dat ik voor deze baan aangenomen moet worden, omdat ik een frisse kijk op zaken heb.

Slide 4 - Tekstslide

Welke leestekens ken je nog, noem de namen?

Slide 5 - Woordweb

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Bert als je klaar bent mag je gaan!
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.

Slide 7 - Quizvraag

Punt
*Aan het einde van een zin
*Bij afkortingen: m.b.v. & z.s.m.
*Maar niet bij alle afkortingen: mbo, btw

Slide 8 - Tekstslide

Vraagteken
*Bij vraagzinnen: Mag ik dat opschrijven als verklaring?

Slide 9 - Tekstslide

Uitroepteken
*Bij een bevel: Houd je mond!
*Bij een uitroep: Dat slaat nergens op!

Slide 10 - Tekstslide

Komma
*Bij opsommingen: Als ontbijt at ik een boterham, een ei en een appel.
*Tussen twee persoonsvormen: Toen ik gisteren naar huis liep, kwam ik een hond tegen.
*Bij een aanspreking of een tussenwerpsel:
-Yousef, zit je nou alweer op YouTube?
-Nou, die is kapot.
*Voor een signaalwoord: Ik was te laat in de les, doordat ik in de file stond.
*Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden: een vrolijke, aardige en lieve mevrouw.

Slide 11 - Tekstslide

oma kunt u mij de stroop aangeven
A
Oma? Kunt u mij de stroop aangeven?
B
Oma. Kunt u mij de stroop aangeven?
C
Oma, kunt u mij de stroop aangeven.
D
Oma, kunt u mij de stroop aangeven?

Slide 12 - Quizvraag

uhm dat weet ik niet zeker
A
Uhm, dat weet ik niet zeker.
B
Uhm dat weet ik niet zeker.
C
Uhm, dat weet ik niet zeker?
D
Uhm ... dat weet ik niet zeker.

Slide 13 - Quizvraag

als de kat van huis is dansen de muizen op tafel

Slide 14 - Open vraag

Dubbele punt
*Als aankondiging van een opsomming: De volgende partijen stemden voor de nieuwe wet: VVD, D66, CDA & CU.

*Als aankondiging van een citaat (iets wat iemand zegt): De professor zegt: "Het coronavirus is erg besmettelijk."

*Bij een uitleg: Ik ben er gisteren niet aan toegekomen: ik had bezoek.

Slide 15 - Tekstslide

Puntkomma ;
*Bij twee hoofdzinnen die hetzelfde zeggen of een heel nauw verband met elkaar hebben

De reis naar Parijs duurde erg lang; we waren de hele dag onderweg.


Slide 16 - Tekstslide

Aanhalingstekens
*Bij een citaat: De professor zegt: "Het coronavirus is erg besmettelijk."

*Bij een woord dat je ironisch bedoelt: Echt "fijn" dat we op dinsdag een lange dag hebben.

Slide 17 - Tekstslide

je kunt twee dingen doen wel of niet leren voor je examen
A
Je kunt twee dingen doen: "Wel of niet leren voor je examen."
B
Je kunt twee dingen doen; wel of niet leren voor je examen.
C
Je kunt twee dingen doen: wel of niet leren voor je examen.
D
Je kunt twee dingen doen. Wel of niet leren voor je examen.

Slide 18 - Quizvraag

wat heerlijk zeg het regent stortregen
A
Wat "heerlijk" zeg. Het regent stortregen.
B
Wat "heerlijk" zeg, het regent stortregen.
C
Wat heerlijk zeg; het regent stortregen.
D
Wat heerlijk zeg, het regent stortregen.

Slide 19 - Quizvraag

de student riep uit ik heb geen zin meer in deze rotles

Slide 20 - Open vraag

ze waren alle drie ter plaatse de politie de ambulance en de brandweer

Slide 21 - Open vraag

Verwerkingsopdracht
Op de volgende dia´s staan tekstfragmenten waarin alle leestekens zijn weggelaten. Schrijf de tekst over op een blaadje en vul de leestekens in de tekst in.

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf deze tekst over en vul de leestekens in

koploper

met een stijging van 13,3 procent is limburg koploper in de stijging van het aantal autobranden landelijk gingen er afgelopen jaar een kleine 5600 auto's in vlammen op dat is ruim zes procent meer dan in 2019 hoewel zuid-holland in absolute aantallen de koploper is was de stijging daar net iets lager dan in limburg in zuid-holland telden de onderzoekers 1201 autobranden het aantal autobranden in de provincies friesland groningen utrecht en zeeland liep juist terug

Slide 23 - Tekstslide

Koploper

Met een stijging van 13,3 procent is Limburg koploper in de stijging van het aantal autobranden. Landelijk gingen er afgelopen jaar een kleine 5600 auto's in vlammen op. Dat is ruim zes procent meer dan in 2019. Hoewel Zuid-Holland in absolute aantallen de koploper is, was de stijging daar net iets lager dan in Limburg. In Zuid-Holland telden de onderzoekers 1201 autobranden. Het aantal autobranden in de provincies Friesland, Groningen, Utrecht en Zeeland liep juist terug.

Slide 24 - Tekstslide

Opdrachten
Maak de opdrachten  5 t/m 9 van bladzijde 296 - 297 uit je boek.


Slide 25 - Tekstslide