Als je in het Nederlands géén lidwoord gebruikt komt er in het Frans wél iets: een delend lidwoord. De delende lidwoorden zijn du, de la, de l’ en des. Ze staan ook gewoon voor het zelfstandig naamwoord.
J’achète du poisson. Ik koop vis.
Je mange de la viande. Ik eet vlees.
Je veux de l’eau. Ik wil water.
Il y a des légumes. Er zijn groenten.
Na een ontkenning verandert du, de la, de l’ of des in de of d’.
Je mange des chips, mais je ne mange pas de bonbons.