Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2V_woordenschat blok 1 en 2
Oefenen woordenschat!
35 slides met open vragen en meerkeuzevragen
Succes!
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Oefenen woordenschat!
35 slides met open vragen en meerkeuzevragen
Succes!
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een synoniem voor "verstrekken" ?
A
verkrijgen
B
voorstellen
C
geven
D
zich uitstrekken
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor "suggereren" ?
A
noteren
B
behandelen
C
aangeven
D
voorstellen
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor "overwegend" ?
A
grotendeels
B
twijfelend
C
besluitend
D
voor een klein deel
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor "overwegend" ?
A
grotendeels
B
twijfelend
C
besluitend
D
voor een klein deel
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor "overeenkomstig" ?
A
langs één kant
B
bepalend
C
ander dan
D
soortgelijk
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor "zich onderwerpen aan" ?
A
niet meer meedoen
B
afhandelen
C
gehoorzamen
D
zich beter voelen
Slide 7 - Quizvraag
Geef een synoniem voor "immer"
Slide 8 - Open vraag
Geef een synoniem voor "interactie"
Slide 9 - Open vraag
Geef een synoniem voor "voorbode"
Slide 10 - Open vraag
Geef een synoniem voor "iconisch"
Slide 11 - Open vraag
Geef een synoniem voor "klaarblijkelijk"
Slide 12 - Open vraag
Welke betekenis heeft dit voorvoegsel?
auto-
A
rijdend
B
rond
C
zelf
D
snel
Slide 13 - Quizvraag
Welke betekenis heeft dit achtervoegsel?
-logie
A
de studie van
B
logisch zijn
C
de woorden van
D
het beroep van
Slide 14 - Quizvraag
Welke betekenis heeft dit voorvoegsel?
pre-
A
te veel
B
voor, vooraf
C
ongunstig
D
de prijs van
Slide 15 - Quizvraag
Welke betekenis heeft dit achtervoegsel?
-isme
A
plaats, ruimte
B
een beroep
C
een benaming van
D
stroming, systeem
Slide 16 - Quizvraag
Welke betekenis heeft dit voorvoegsel?
inter-
A
tussen
B
door
C
binnen
D
vooraf
Slide 17 - Quizvraag
Welk moeilijk woord heeft de volgende betekenis? "apart, vreemd"
Slide 18 - Open vraag
Welk moeilijk woord heeft de volgende betekenis?
"precies hetzelfde"
Slide 19 - Open vraag
Welk moeilijk woord heeft de volgende betekenis?
"van de plaats verdrijven"
Slide 20 - Open vraag
Welk moeilijk woord heeft de volgende betekenis?
"als verschillend herkennen"
Slide 21 - Open vraag
Welk moeilijk woord heeft de volgende betekenis?
"zien dat iets is zoals het is"
Slide 22 - Open vraag
Noteer het voor- of achtervoegsel van het volgende woord:
"meisjesachtig"
Slide 23 - Open vraag
Noteer het voor- of achtervoegsel van het volgende woord:
"werkzaam"
Slide 24 - Open vraag
Noteer het voor- of achtervoegsel van het volgende woord:
"diskwalificatie"
Slide 25 - Open vraag
Noteer het voor- of achtervoegsel van het volgende woord:
"asociaal"
Slide 26 - Open vraag
Noteer het voor- of achtervoegsel van het volgende woord:
"herstellen"
Slide 27 - Open vraag
Welke van de volgende woorden is géén samenstelling?
A
lunchafspraak
B
platleggen
C
marinebasis
D
spiritualisme
Slide 28 - Quizvraag
Welke van de volgende woorden is géén samenstelling?
A
officieel
B
kruisvaarder
C
spaarboekje
D
ijzerhoudend
Slide 29 - Quizvraag
Welke van de volgende woorden is géén afleiding?
A
overdragen
B
samenloop
C
strooisel
D
mouwloos
Slide 30 - Quizvraag
Welke van de volgende woorden is géén afleiding?
A
multifunctioneel
B
onsympathiek
C
muizennest
D
tastbaar
Slide 31 - Quizvraag
Noteer het voor- of achtervoegsel van het volgende woord:
"wetenschappelijk"
Slide 32 - Open vraag
Noteer het voor- of achtervoegsel van het volgende woord:
"prehistorie"
Slide 33 - Open vraag
Noteer het voor- of achtervoegsel van het volgende woord:
"parlementair"
Slide 34 - Open vraag
Wat is een homoniem?
A
een tegenovergestelde
B
één woord met meerdere betekenissen
C
één betekenis voor meerdere woorden
D
woorden met dezelfde klank, maar anders geschreven
Slide 35 - Quizvraag
Wat is een verhaspeling?
A
uitdrukkingen die door elkaar zijn gehaald
B
een tegenovergestelde betekenis
C
een woord verkeerd spellen
D
woorden die te veel zijn in een zin
Slide 36 - Quizvraag
Wat is een homofoon?
A
een tegenovergestelde
B
één woord met meerdere betekenissen
C
één betekenis voor meerdere woorden
D
woorden met dezelfde klank, maar anders geschreven
Slide 37 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
2H_woordenschat blok 1 en 2
November 2022
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
SCC_L11 en 12: grondwoord, samenstelling en afleiding, tussenletters
November 2023
- Les met
24 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Woordenschat blok 5 en 6 leerjaar 2 vmbo
Mei 2018
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
tussenstop 2
Januari 2022
- Les met
48 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Woordenschat - Begrijpen wat er staat
Oktober 2023
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
les 42: De woordbouw onderzoeken
Februari 2021
- Les met
21 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Module 4: grondwoord, samenstelling en afleiding
Februari 2023
- Les met
34 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Woordenschat - Begrijpen wat er staat
Januari 2024
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4