Klas 3 Ordening KADER

Klas 3 ORDENING kader
We gaan beginnen met lesson-up oefentoets 
zorg dat je inlogt met je IPAD
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klas 3 ORDENING kader
We gaan beginnen met lesson-up oefentoets 
zorg dat je inlogt met je IPAD

Slide 1 - Tekstslide


Hier is een paling getekend. Palingen leven in rivieren en in de zee. Ze halen adem door middel van kieuwen.
Tot welke klasse van de gewervelde dieren behoort een paling?
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Zoogdieren
D
Vissen

Slide 2 - Quizvraag


Hiernaast is een plant getekend. Tot welke stam hoort deze plant?
A
Sporenplant
B
Wieren
C
Zaadplanten

Slide 3 - Quizvraag

Dierlijke en plantaardige cellen
Alleen plantaardige cellen
Bladgroenkorrel
Celkern
Celwand
Celmembraan
Vacuole

Slide 4 - Sleepvraag

- Dieren hebben veel verschillende soorten
- Cellen van mensen hebben                                                 kenmerken als cellen van dieren.
-De                                             regelt alles wat er in de cel gebeurt.
-Een dierlijke cel bestaat voor een groot deel 
uit
-Om de cellen van dieren ligt een 
dezelfde 
celmembraan 
celplasma
celkern 
cellen 

Slide 5 - Sleepvraag

zet de organisme bij de juiste cellen. 

Slide 6 - Sleepvraag


Curaçao is een eiland waar veel bijzondere soorten planten voorkomen, bijvoorbeeld de dividivi boom.
De dividivi leunt altijd naar het westen vanwege de overheersende westenwinden. Hij kan 2–3 keer per jaar bloeien.
Is de dividivi een sporenplant of een zaadplant? Leg je antwoord uit...

Slide 7 - Open vraag


Hier zie je een geleedpotige. Wat weet je over dit dier?
A
Het dier heeft een inwendig skelet.
B
Het dier heeft een uitwendig skelet.
C
Het dier heeft geen skelet.

Slide 8 - Quizvraag


Noem twee kenmerken waaraan je kunt zien dat deze berggeiten zoogdieren zijn.

Slide 9 - Open vraag

Sommige bacteriën zijn nuttig. Zij helpen ons bij het maken van bepaalde voedingsmiddelen.

Bij het maken van welk voedingsmiddel helpen bacteriën ons?

A
Brood
B
Jam
C
Yoghurt
D
Wijn

Slide 10 - Quizvraag

Sporenplant of zaadplant?
A
Zaadplant
B
Sporenplant

Slide 11 - Quizvraag

Neteldier
Schimmels
Geleedpotigen
Stekelhuidigen
Zaadplanten
Gewervelden
Sporenplant

Slide 12 - Sleepvraag

Zaadplant
Sporenplant

Slide 13 - Sleepvraag

Wat hebben sporenplanten NIET?
A
wortels
B
stengels
C
bladeren
D
bloemen

Slide 14 - Quizvraag


Voor een medisch onderzoek wordt een microscopisch preparaat gemaakt van ontlasting (poep). In het preparaat zitten onder andere bacteriën, cellen van een spinazieplant en cellen van de darmwand. Hiernaast is een deel van het preparaat getekend.
Welke letter geeft cellen van een spinazieplant aan?
A
P
B
Q
C
R

Slide 15 - Quizvraag

Hoe plant een meercellige schimmel zich voort?
A
Deling
B
Sporen
C
Zaden

Slide 16 - Quizvraag

Je ziet hiernaast 2 cellen. Van wie zijn deze cellen?
A
1=Schimmel 2=Bacterie
B
1=Schimmel 2=Dier
C
1=Bacterie 2=Schimmel
D
1=Bacterie 2=Dier

Slide 17 - Quizvraag

Welk onderdeel komt alleen voor bij een plantencel?
A
Bladgroenkorrels
B
Celkern
C
Celwand

Slide 18 - Quizvraag

Je ziet hiernaast 2 cellen. Van wie zijn deze cellen?
A
3=Schimmel 4=Plant
B
3=Schimmel 4=Dier
C
3=Plant 4=Schimmel
D
3=Plant 4=Dier

Slide 19 - Quizvraag

Plantaardige cellen hebben wel een .... en dierlijke cellen niet
A
een celwand
B
celmembraam
C
celkern

Slide 20 - Quizvraag

Welke bewering over naaktzadige planten is juist?
A
Bij naaktzadige planten liggen de zaden tussen de schubben van de kegels.
B
Bij naaktzadige planten worden de sporen gevormd in sporendoosjes.
C
Bij naaktzadige planten worden de sporen gevormd in sporenhoopjes.
D
Bij naaktzadige planten zitten de zaden in vruchten.

Slide 21 - Quizvraag

Tijdens een vakantie aan het strand kom je in het zand een diertje tegen. Je weet niet precies wat voor soort dier het is. Daarom tel je zijn poten. Het dier heeft acht poten.

Wat voor soort geleedpotige is dit?
A
Spin
B
Insect
C
Kreeftachtige
D
Duizenpoot

Slide 22 - Quizvraag


Hiernaast is een zadelrob getekend. Zadelrobben leven een groot deel van hun leven in zee. Ze halen adem met longen en zijn warmbloedig.
Tot welke klasse van de gewervelde dieren behoort een zadelrob?
A
Amfibie
B
Vis
C
Zoogdier

Slide 23 - Quizvraag

Welke schadelijke organismen worden door antibiotica gedood?
A
Schadelijke bacteriën.
B
Schadelijke planten.
C
Schadelijke schimmels.

Slide 24 - Quizvraag

Een dolfijn is levendbarend.
Wat zegt dat over zijn manier van ademhalen?

A
Een dolfijn haalt adem met kieuwen.
B
Een dolfijn haalt adem met longen.
C
Een dolfijn haalt adem met de huid.

Slide 25 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding hiernaast. Wat hebben deze gewervelden met elkaar gemeen?
A
De huid is bedekt met haren.
B
Ze baren hun jongen levend.
C
Ze ademen met longen.
D
Ze leggen eieren.

Slide 26 - Quizvraag


Hiernaast zie je een knolamiet. Hieronder staan enkele kenmerken die voorkomen bij organismen. 
1 Elke cel heeft een celkern.
2 Elke cel is omgeven door een celwand.
3 Voortplanting vindt plaats door sporen.
Welk kenmerk komt of welke kenmerken komen voor bij een groene knolamaniet?

A
Alleen kenmerk 3.
B
Alleen de kenmerken 1 en 2.
C
Alleen de kenmerken 1 en 3.
D
De kenmerken 1, 2 en 3.

Slide 27 - Quizvraag


Is de lichaamstemperatuur van een zandhagedis constant of niet constant? En plant een zandhagedis zich voort door eieren met een leerachtige schaal of door eieren zonder schaal?
A
constant met een leerachtige schaal
B
niet constant met een leerachtige schaal
C
constant zonder schaal
D
niet constant zonder schaal

Slide 28 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding hiernaast. Tot welke stam behoort de plant waar dit een deel van is?
A
Mossen
B
Varens
C
Zaadplanten

Slide 29 - Quizvraag


Is dit diertje niet-symmetrisch, tweezijdig symmetrisch of veelzijdig symmetrisch?
A
Niet-symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Veelzijdig symmetrisch

Slide 30 - Quizvraag

Pneumokokken zijn eencellige ziekteverwekkers die bij veel mensen in de slijmvliezen van neus- en keelholte voorkomen. Meestal veroorzaken ze geen ziekteverschijnselen. Maar soms hebben ze ernstige ziekten tot gevolg, zoals hersenvliesontsteking of longontsteking. Pneumokokken hebben wel een celwand, maar geen celkern.

Tot welke groep behoren deze organismen?
A
Bacterien
B
Planten
C
Dieren
D
Schimmels

Slide 31 - Quizvraag


Hiernaast zie je een kwal. 
Welke twee eigenschappen passen bij dit organisme?

A
Veelzijdig symmetrisch Uitwendig skelet
B
Niet symmetrisch Geen skelet
C
Veelzijdig symmetrisch Geen skelet
D
Tweezijdig symmetrisch Inwendig skelet

Slide 32 - Quizvraag