In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welkom bij wiskunde
Slide 2 - Tekstslide
Planning van deze les
Terugkijken naar de vorige les
Uitleg nieuwe leerdoelen
Werken aan hw als er tijd over is.
Slide 3 - Tekstslide
Hfst1 Voorkennis Procenten
Ik kan rekenen met procenten.
Slide 4 - Tekstslide
Voeg je toe aan deze klas
Ga naar lessonup.app
voer de code nakgr in
Slide 5 - Tekstslide
Bereken 56% van 310
Slide 6 - Open vraag
Bereken de percentuele toename wanneer het aantal personeelsleden van een bedrijf toenam van 2146 op 1 januari 2023 tot 2649 op 1 januari 2024.
Slide 7 - Open vraag
Hfst1 §1 Rekenen met procenten en verhoudingen
Ik weet het verschil tussen absoluut en relatief.
Ik kan rekenen met procenten.
Slide 8 - Tekstslide
In de figuur hiernaast zie je de netto opbrengsten van de App Store en Google Play in 2015 en 2016. Floris beweert dat de netto opbrengst van de App Store meer is toegenomen dan de netto opbrengst van Google Play.
Hoe heeft hij dat geconcludeerd?
Slide 9 - Open vraag
In de figuur hiernaast zie je de netto opbrengsten van de App Store en Google Play in 2015 en 2016. Sarah beweert dat de netto opbrengst van Google Play harder is gestegen dan de netto opbrengst van de App Store.
Hoe heeft zij dat geconcludeerd?
Slide 10 - Open vraag
Bij relatief vergelijk je met het totaal of een vorige hoeveelheid.
Je kijkt dus steeds hoe iets is in relatie tot een ander getal.
Om dit te vergelijken gebruiken we vaak procenten.
Slide 11 - Tekstslide
Nu volgen zeven soorten vragen die je kunt tegenkomen bij procentberekeningen
Slide 12 - Tekstslide
Zie ook de voorkennis, blok A.
En reken met de factor!
Slide 13 - Tekstslide
Zie ook de voorkennis blok B.
Slide 14 - Tekstslide
Zie ook de voorkennis blok C
Slide 15 - Tekstslide
Eigenlijk is dit hetzelfde als 1.
Percentage berekenen:
Bereken het gevraagde percentage.
zet het gevraagde percentage op naar een factor (:100).
Vermenigvuldig de gegeven hoeveelheid met de factor.
Slide 16 - Tekstslide
Waarmee moet je OUD vermenigvuldigen bij een toename van 12%?
Slide 17 - Open vraag
Waarmee moet je OUD vermenigvuldigen bij een afname van 0,6%?
Slide 18 - Open vraag
Waarmee moet je OUD vermenigvuldigen bij een toename van 300%?
Slide 19 - Open vraag
Bedenk dus goed of je begint met oud/100% of dat je daar juist naar terug moet rekenen.
Slide 20 - Tekstslide
Een koffiezetapparaat wordt met 25% korting verkocht voor 81 euro. Wat was de oorspronkelijke prijs?
Slide 21 - Open vraag
Inclusief 21% btw kost een fiets 552 euro. Hoeveel kost de fiets zonder btw?
Slide 22 - Open vraag
Vaak staat vermeld hoe nauwkeurig je moet afronden.
Staat dat er niet, dan houd je je bij procentberekeningen aan de volgende vuistregels:
Slide 23 - Tekstslide
In 2017 was de gemiddelde CO2-uitstoot van personenauto's 109 gram CO2 per km. Dat was 34% minder dan in 2007. Wat was de gemiddelde CO2-uitstoot van personenauto's in 2007?
Slide 24 - Open vraag
huiswerk voor deze paragraaf
Zorg dat je de volgende leerdoelen beheerst:
- Ik weet het verschil tussen absoluut en relatief.
- Ik kan rekenen met procenten.
Tip: Maak hiervoor minimaal de opgaven 5, 7 en 8 van paragraaf 1 van hoofdstuk 1.