Over Taal blok 2 Woordenschat Hoe gebruik je een woordenboek

Het woordenboek                              
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het woordenboek                              

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
1) Ik weet hoe een woordenboek in elkaar zit.
2) Ik ken het alfabet (weer).
3)Ik kan woorden op de goede volgorde zetten.
4)Ik kan bedenken DAT ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
5) Ik kan bedenken HOE ik een woord moet veranderen om op de zoeken.

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel procent van de woorden in een tekst moet je begrijpen om te weten waar de tekst over gaat?
0100

Slide 3 - Poll

60% versie
 We moeten - , zei een - uit Singapore tegen - . We hebben geen - meer. Singapore is maar - - - met een - - -. We - met - - dat we niet - kunnen. - - ik - een - met een - aan - -, het - er -. Voor de - mensen is dit nog - de - - van - , maar dat is een niet meer te - - geworden.

Slide 4 - Tekstslide

70% versie
 We moeten - , zei een - uit Singapore tegen - . We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met een sterk - -. We - met - - dat we niet anders kunnen. - - ik - een huis met een - aan beide -, het - er -. Voor de - mensen is dit nog - de - - van - , maar dat is een niet meer te - - geworden.

Slide 5 - Tekstslide

80% versie
 We moeten -, zei een - uit Singapore tegen me. We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met een sterk groeiende bevolking . We - met zo’n - dat we niet anders kunnen. - - ik - een huis met een - aan beide - , het liefst er -. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de - wijze van wonen, maar dat is een niet meer te - - geworden.


Slide 6 - Tekstslide

90% versie
We moeten omhoog, zei een - uit Singapore tegen me. We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein eiland met een sterk groeiende bevolking . We - met zo’n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. - - ik iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst er -. Voor de - mensen is dit nog steeds de ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te - - geworden.


Slide 7 - Tekstslide

100% versie
We moeten omhoog, zei een architect uit Singapore tegen me. We hebben geen ruimte meer. Singapore is maar een klein eiland met een sterk groeiende bevolking. We kampen met zo’n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. Net zoals ik wil iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst er omheen. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te realiseren droom geworden.

Slide 8 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
  1. Synoniemen: verschillende woorden die ongeveer hetzelfde betekenen (rijwiel - fiets). 
  2. Omschrijving: betekenis wordt in de tekst uitgelegd met een omschrijving. 
  3. Voorbeeld: betekenis wordt met voorbeelden uitgelegd (Met behulp van voertuigen, zoals rijwielen, treinen of auto's, kun je je verplaatsen).  
  4. Tegenstelling: woord met tegengestelde betekenis staat in de tekst (actief - inactief).  
  5. Bekende woorddelen: met delen van een woord die je kent, kun je de betekenis raden (onontkoombaar). 
  6. Woordenboek: gebruik je alleen als je met bovenstaande strategieën er echt niet uitkomt. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat weet je van woordenboeken?

Slide 10 - Woordweb

Hoe staan de woorden in een woordenboek op volgorde?

Slide 11 - Woordweb

De woorden staan op alfabet
A eerst en als laatste Z

Zeg tegen elkaar het alfabet op: in tweetallen
Lukt dat nu?

Slide 12 - Tekstslide

ALFABET
A -B-C-D-E-F-G
H-I-J-K-L-M-N-O-P
Q-R-S-T-U-V-W
X-Y-Z
Dit zijn de letters van het alfabet
Weet je het niet (meer)? Maak een foto en leer het!

Slide 13 - Tekstslide

Zet de volgende woorden in alfabetische volgorde
boeren
baby
echo
kwik
eb
legende

Slide 14 - Sleepvraag

DUS:
Je kijkt naar de eerste letter.
Zijn de eerste letters hetzelfde, dan kijk je naar de tweede:
Appel
Aardbei
Dus eerst aardbei, dan appel

Slide 15 - Tekstslide

en als de eerste 2 hetzelfde zijn:
Kijk je naar de derde letter:
aardbei
aandeel
aanvragen
Of je moet zelfs nog verder kijken!
aandeel - aanvragen - aardbei
De n is eerder dan de r, d is eerder dan v

Slide 16 - Tekstslide

Zet de woorden in alfabetische volgorde
Tafel
Thee
Theekopje
Pen
Toets

Slide 17 - Sleepvraag

Je zoekt het woord in de eenvoudigste vorm.

Wat betekent;
LENZEN ?
Staat het misschien in meervoud?
Wat is dan het enkelvoud?
LENS
Dat zoek je dan op.

Slide 18 - Tekstslide

Hij maakt schoon
Is een scheidbaar werk woord
Je zoekt op:
schoonmaken

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

UItdrukkingen:
Kijk wat het belangrijkste woord is en zoek bij dat woord!

Slide 21 - Tekstslide

woorden in een andere taal
opzoeken is dus een beetje een quiz!
* Wat ken ik wel?
* hoe is de zin?
* wat voor een soort woord zal het zijn?
(lidwoord - zelfstandig naamwoord - bijvoeglijk naamwoord - voorzetsel?
* Wat is de vorm? Meervoud-enkelvoud - verleden tijd - ikvorm?

Slide 22 - Tekstslide



Bekijk het fragment uit het

Van Dale-woordenboek

Slide 23 - Tekstslide

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent:
'Johan, pass de bal naar Willen', riep de coach vanaf de zijlijn.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
de vereiste maat hebben
C
niet buiten het kader vallen
D
een bal spelen naar een teamgenoot

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 28 - Quizvraag

Zoek zo snel mogelijk op
  • Ik geef een woord. 
  • Je zoekt zo snel mogelijk de betekenis met behulp van je woordenboek. 
  • Gevonden? Steek je hand op. 
timer
1:00

Slide 29 - Tekstslide

wat heb je geleerd?
We kijken nog even naar de doelen.
Heb je ze gehaald , of bijna?

Slide 30 - Tekstslide

de doelen:
1) Ik weet hoe een woordenboek in elkaar zit.
2) Ik ken het alfabet (weer).
3)Ik kan woorden op de goede volgorde zetten.
4)Ik kan bedenken DAT ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
5) Ik kan bedenken HOE ik een woord moet veranderen om op de zoeken.

Slide 31 - Tekstslide

1) Ik weet hoe een woordenboek in elkaar zit.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

2) Ik ken het alfabet (weer).
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

3)Ik kan woorden op de goede volgorde zetten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

4)Ik kan bedenken DAT ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

5) Ik kan bedenken HOE ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll