In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij Nederlands op het HLZ!
Slide 1 - Tekstslide
Waar denk je aan bij het vak Nederlands?
Slide 2 - Woordweb
Wat doen we zoal in de lessen?
... schrijven
... begrijpend lezen
... woordenschat
... spelling
... grammatica
... fictie en poëzie
... spreken, kijken en luisteren
We werken met een lesboek én met een laptop.
Slide 3 - Tekstslide
Samen...
... maken we allerlei soorten opdrachten.
... praten we over allerlei onderwerpen tijdens de les.
... kijken we het nieuws en lezen we de krant
... lezen we boeken en gedichten.
... leren we alles over het vak Nederlands.
Slide 4 - Tekstslide
Nieuw Nederlands is onze lesmethode.
We werken in een boek en digitaal aan verschillende opdrachten, die met Nederlands te maken hebben.
Slide 5 - Tekstslide
én
... we gaan naar het theater,
om een mooie voorstelling
te bekijken;
... of we doen mee aan
een poëzieworkshop;
Slide 6 - Tekstslide
... of we gaan naar de bioscoop,
om de verfilming
van een boek te zien;
Slide 7 - Tekstslide
Of we gaan naar de OBA,
om in gesprek te gaan
met een schrijver.
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel woorden moet je kennen om een (niet te moeilijke) tekst te kunnen lezen?
Slide 9 - Woordweb
Test
We moeten…, zei een… uit Singapore tegen… We hebben geen… meer. Singapore is maar een klein … met een sterk …… …… .
We … met zo'n …. dat we niet anders kunnen. … … ik … een …. met een … aan beide …, het …. er …. Voor de … mensen is dit …. steeds de … … van ….., maar dat is een niet meer te ….. …… geworden.
(75%)
Slide 10 - Tekstslide
Test
We moeten omhoog, zei een …… uit Singapore tegen me. We hebben geen keuze meer. Singapore is maar een klein eiland met een sterk groeiende …….. We kampen met zo’n …… dat we niet anders kunnen. Vanzelfsprekend …. ik …. een huis met een …. aan beide zijden, het liefst …... Voor de meeste mensen is dit nog steeds de …… wijze van ………, maar dat is een niet meer te verwezenlijken …… geworden.
(85%)
Slide 11 - Tekstslide
We moeten omhoog, zei een architect uit Singapore tegen me. We hebben geen keuze meer. Singapore is maar een klein eiland met een sterk groeiende bevolking. We kampen met zo’n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. Vanzelfsprekend gun ik iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst eromheen. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de ideale wijze van wonen, maar dat is een niet meer te verwezenlijken droom geworden.
100% = 74 woorden
Slide 12 - Tekstslide
Zo belangrijk is je woordenschat!
Voor alle vakken, want elk vak is 'talig'.
Feit:
Een leerling van 12-13 jaar kent gemiddeld 17.000 woorden;
Een leerling die eindexamen vwo doet, kent gemiddeld 40.000 woorden;
Afgestudeerd aan de universiteit: 70.000 woorden
Slide 13 - Tekstslide
Nu komen er een paar voorbeelden van opdrachtjes, die je kunt verwachten bij Nederlands volgend jaar.
Slide 14 - Tekstslide
Twee woorden met dezelfde betekenis noem je synoniemen. Kun je een synoniem noemen van de volgende woorden?
schrijver
liegen
afwas
Slide 15 - Tekstslide
Twee woorden met dezelfde betekenis noem je synoniemen. Kun je een synoniem noemen van de volgende woorden?
schrijver <> auteur
liegen <> jokken
afwas <> vaat
Slide 16 - Tekstslide
En nog een voorbeeld. Zoek de juiste stukken bij elkaar. Als het goed is, krijg je drie verschillende spreekwoorden. Weet jij wat ze betekenen?
A. Oude koeien...
B. Blaffende honden...
C. Een kat...
1. ...bijten niet.
2. ...in de zak kopen.
3. ...uit de sloot halen
Slide 17 - Tekstslide
En nog een voorbeeld. Zoek de juiste stukken bij elkaar. Als het goed is, krijg je drie verschillende spreekwoorden. Weet jij wat ze betekenen?
A. Oude koeien uit de sloot halen.
>> Beginnen over iets (vervelends) van vroeger.
B. Blaffende honden bijten niet.
>> Van schreeuwers heb je vaak het minst te vrezen.
C. De kat in de zak kopen.
>> Een miskoop doen
Slide 18 - Tekstslide
Wie schreef het boek Hotel de Grote L?
A
Jacques Vriens
B
Jan Terlouw
C
Sjoerd Kuyper
D
Mirjam Mous
Slide 19 - Quizvraag
Wat gaat hier fout?
Slide 20 - Tekstslide
Wat is het onderwerp in deze zin:
Gisteren liet Sam mij een leuk filmpje zien.
A
Sam
B
mij
C
een leuk filmpje
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Gisteren liet Sam mij een leuk filmpje zien.
A
Sam
B
liet
C
zien
D
gisteren
Slide 22 - Quizvraag
Vul het goede werkwoord in. Ik heb vandaag veel ....(leren).
A
geleert
B
geleerdt
C
geleerd
Slide 23 - Quizvraag
Bedankt en hopelijk tot volgend schooljaar op het HLZ!