Voegwoord

Grammatica §9 + §10
Grammatica §9 (vorige week)
Samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
Grammatica §10 
Voegwoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Introductie

Les over zinnen en zinsstructuur.

Onderdelen in deze les

Grammatica §9 + §10
Grammatica §9 (vorige week)
Samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
Grammatica §10 
Voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de winkel.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • HZ + HZ
  • HZ + BZ
  • BZ + HZ
  • HZ + HZ + BZ
  • Er zit altijd minstens één hoofdzin in!!!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikking

- Hoofdzin + hoofdzin


- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- Hoofdzin + bijzin
- Bijzin + hoofdzin
- Hoofdzin + bijzin + bijzin

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§10 Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden
1. Joris loopt altijd naar school, terwijl hij een elektrische fiets in de schuur heeft staan.

2. Omdat Joris slechts 5 minuten hoeft te lopen, heeft hij zijn fiets niet nodig.

3. Joris vindt lopen leuk en Joris houdt niet van fietsen.

Groen = hoofdzin
Rood = bijzin

Terwijl, omdat en en zijn niet benoemd -> dit zijn voegwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkende voegwoorden (ns.vw)
-> 2 hoofdzinnen


  • en
  • maar
  • want 
  • of
  • dus
Onderschikkende voegwoorden (os.vw)
-> hoofdzin/bijzin


  • aangezien
  • als
  • dat
  • doordat
  • terwijl
  • toen
  • omdat

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen
Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze 

plotseling was uitgegleden op de trap.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu jullie
Opdracht: Benoem de zin (HZ/BZ) + schrijf het voegwoord op en zet erboven of het een onderschikkend of nevenschikkend voegwoord is. 

1. Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

2. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Benoem de zin (HZ/BZ) + schrijf het voegwoord op en zet erboven of het een onderschikkend of nevenschikkend voegwoord is. 
1. Aangezien Joppe een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij

 zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.


2. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar

 daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 12 - Tekstslide

1. hoofdzin - bijzin. VW = omdat = onderschikkend

2. 
Aan de slag (H2)
§10 voegwoord (blz. 224)

Opdracht 1 t/m 3 

§9 samengestelde zin (blz. 222)
Opdracht 1, 2 + 4

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag (A2)
§10 voegwoord (blz. 224)

Opdracht 1, 3 + 5  

§9 samengestelde zin (blz. 222)

Opdracht 2 + 3

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies