030225Voegwoord

Grammatica §9 + §10
Grammatica §9 (vorige week)
Samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
Grammatica §10 
Voegwoorden
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Introductie

Les over zinnen en zinsstructuur.

Onderdelen in deze les

Grammatica §9 + §10
Grammatica §9 (vorige week)
Samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
Grammatica §10 
Voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 2 - Tekstslide

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • HZ + HZ
  • HZ + BZ
  • BZ + HZ
  • HZ + HZ + BZ
  • Er zit altijd minstens één hoofdzin in!!!

Slide 3 - Tekstslide

Nevenschikking

- Hoofdzin + hoofdzin


- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- Hoofdzin + bijzin
- Bijzin + hoofdzin
- Hoofdzin + bijzin + bijzin

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 4 - Tekstslide

§10 Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 5 - Tekstslide

Voegwoorden
1. Joris loopt altijd naar school, terwijl hij een elektrische fiets in de schuur heeft staan.

2. Omdat Joris slechts 5 minuten hoeft te lopen, heeft hij zijn fiets niet nodig.

3. Joris vindt lopen leuk en Joris houdt niet van fietsen.

Groen = hoofdzin
Rood = bijzin

Terwijl, omdat en en zijn niet benoemd -> dit zijn voegwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden (ns.vw)
-> 2 hoofdzinnen


  • en
  • maar
  • want 
  • of
  • dus
Onderschikkende voegwoorden (os.vw)
-> hoofdzin/bijzin


  • aangezien
  • als
  • dat
  • doordat
  • terwijl
  • toen
  • omdat

Slide 7 - Tekstslide

Samen oefenen
Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze 

plotseling was uitgegleden op de trap.


Slide 8 - Tekstslide

Nu jullie
Opdracht: Benoem de zin (HZ/BZ) + schrijf het voegwoord op en zet erboven of het een onderschikkend of nevenschikkend voegwoord is. 

1. Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

2. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag (H2)
§10 voegwoord (blz. 224)

Opdracht 1 t/m 3 

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag 
§10 voegwoord (blz. 224)

Opdracht 1 t/m 5



Slide 11 - Tekstslide