Les 9: laatste les voor proefwerk

vmbo-3 chapitre 6
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vmbo-3 chapitre 6
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!

Slide 1 - Tekstslide

Répéter:
grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat over vergelijkingen.

Als je personen, dingen of dieren met elkaar wilt vergelijken, dan gebruiken we in het Nederlands altijd 1 van de volgende 3 vergelijkingen.
- meer ... dan
- minder ... dan
- even ... als

Dit is in het Frans net zo. Kijk goed naar de verschillende vergelijkingen in de volgende slides.
Neem over wat je over wilt nemen :)!

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijkingen:
de vertalingen
Meer ... dan: plus (bijvoeglijk naamwoord) que

Minder ... dan: moins (bijvoeglijk naamwoord) que

Even ... als: aussi (bijvoeglijk naamwoord) que

Let er wel op dat de vorm van het bijvoeglijk naamwoord altijd op de eerste persoon in de vergelijking slaat!
In de volgende slide staan wat voorbeelden.

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijkingen:
Een aantal voorbeelden
Plus ... que
Paul est plus sportif que Pauline.
Pauline est plus sportive que Léo.

Moins ... que
Paul est moins grand que Pauline.
Pauline est moins grande que Léo.

Aussi ... que
Paul est aussi beau que Pauline.
Pauline est aussi belle que Léo.

Slide 4 - Tekstslide

Vergelijkingen:
de uitzondering
Alle vormen veranderen mee met de eerste persoon in de vergelijking, zoals je net zag in de voorbeelden. 
Er is 1 bijvoeglijk naamwoord dat net iets anders gaat: meilleur.

Beter dan (dus meer goed dan), vertaal je zonder het woord 'plus'.

Paul est meilleur que Pauline.
Pauline est meilleure que Léo.

Slide 5 - Tekstslide


Vertaal de vergelijking tussen haakjes.   (intelligenter dan)

Les filles sont ________ les garçons?

Slide 6 - Open vraag


Vertaal de vergelijking tussen haakjes. (net zo serieus als)

Je pense que les garçons sont ________ les filles?

Slide 7 - Open vraag


Vertaal de vergelijking tussen haakjes. (minder sportief dan)

Ma mère est ________ mon père.

Slide 8 - Open vraag


Vertaal de vergelijking tussen haakjes. (beter dan)

Je trouve que Nathan est ________ moi au foot.

Slide 9 - Open vraag

Répéter:
grammaire H
Dit grammatica-onderdeel gaat over de woordvolgorde in het Frans.
Het zal je de afgelopen jaren ongetwijfeld zijn opgevallen dat deze niet hetzelfde is als die in het Nederlands.

Je krijgt straks 3 slides te zien. Neem over wat je over wilt nemen, maar hou er rekening mee dat je straks op de toets een zin in de juiste volgorde moet zetten.

Slide 10 - Tekstslide

De woordvolgorde:
de werkwoorden
Regel: werkwoorden staan in het Frans altijd bij elkaar!

Soms worden ze echter van elkaar gescheiden door 1 of 2 woorden.

Bijvoorbeeld:
- een ontkenning
Je n'aime pas jouer à la console
- woorden als: souvent, toujours, encore, bien, mal, beaucoup en déjà.
J'aime toujours manger de la salade.

Slide 11 - Tekstslide

De woordvolgorde:
de bepaling van tijd/plaats
Een tijds- of een plaatsbepaling kan op 2 plekken in de zin staan.
Het maakt niet uit welke van de 2 plekken je kiest.

Een tijdsbepaling kan aan het einde van de zin:
Je vais acheter un T-shirt demain.

Maar kan ook aan het begin van de zin:
Demain, je vais acheter un T-shirt.

Dus: (tijd/plaats) + onderwerp + werkwoorden + lijdend/meewerkend voorwerp + (tijd/plaats)

Slide 12 - Tekstslide


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

arriver - ma mère - à 20.00h - va

Slide 13 - Open vraag


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

viennent - à la fête - mes amis - aujourd'hui

Slide 14 - Open vraag


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

beaucoup - appris - les cours de français - dans - j'ai

Slide 15 - Open vraag


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

ma chambre - je - nettoyer - n'aime pas - aujourd'hui

Slide 16 - Open vraag

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: écouter
- Luister naar het fragment en onderstreep steeds het woord dat het beste in de zin past.

Opdracht 2: vocabulaire
- Kies van de 2 schuingedrukte woorden het juiste woord.
- Vertaal de woorden van het Frans naar het Nederlands.

Opdracht 3: grammaire
- Maak de vergelijkingen af. Het bijvoeglijk naamwoord staat al in de juiste vorm.
- Zet de woorden in de goede volgorde.

Slide 17 - Tekstslide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen van het Frans naar het Nederlands.

Opdracht 5: lire
- Lees de vragen en lees de tekst. Geef antwoord (A/B/C) op de vragen.
Dit doe je bij 2 verschillende teksten.

Slide 18 - Tekstslide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 6

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands)
- phrases clés C & G (Frans-Nederlands)
- grammaire D (vergelijkingen)
- grammaire H (de woordvolgorde)

Slide 19 - Tekstslide