2BKT Kijken en Luisteren Oefenen

2BKT Kijken en Luisteren Oefenen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

2BKT Kijken en Luisteren Oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk week 24
  • Thema D, Lezen:
  • BK: paragraaf 2, blz. 152: opdracht 1, 2 en 3
  • KT: paragraaf 2, blz. 156: opdracht 1, 2, 3 en 4
  • Oefen je spelling en werkwoordspelling. Herhaal en oefen op Cambiumned.nl!
  • Start met je fictiedossier (inleveren week 25!)











Slide 2 - Tekstslide

Actief luisteren
  • Aantekeningen maken
  • Noteer het onderwerp
  • Luister actief en precies
  • Let op hoofdzaken
  • Let op signaalwoorden, deze geven het verband aan
  • Samenvatten om tot de hoofdgedachte te komen 

Slide 3 - Tekstslide

Waar vind je het onderwerp bij een tekst of filmfragment?
A
In het slot
B
In het middenstuk
C
In de inleiding
D
In inleiding en slot

Slide 4 - Quizvraag

De woorden; bijvoorbeeld, zo en zoals zijn signaalwoorden voor een ...... verband.
A
tegenstellend
B
toelichtend
C
opsommend
D
chronologisch

Slide 5 - Quizvraag

Een toelichting is een ...
A
bijzaak
B
hoofdzaak

Slide 6 - Quizvraag

Want
Maar
En
Ook
Of
Als
Daarna
Doordat
Welke signaalwoorden horen niet bij het tekstverband "opsomming"?
Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband "opsomming"?

Slide 7 - Sleepvraag

Kijken en Luisteren
  • Je gaat luisteren naar een filmfragment.
  • Maak goede aantekeningen.
  • Noteer het onderwerp. Denk aan de 5w+h vraag!
  • Let op signaalwoorden. Deze geven de opbouw aan: Eerst vertel ik  ..... , daarna leg ik uit  .... 
  • Noteer moeilijke woorden: worden ze uitgelegd/ voorbeeld?
  • Slot geeft een samenvatting. Controleer je aantekeningen!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Noteer het onderwerp!


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Vragen, lees goed door!
  1.  Welke vier gevolgen van het drinken van energiedrankjes noemt de arts? 
  2. Hoe word je in dit filmpje geholpen om de belangrijkste punten te onthouden? 
  3. Wat gebeurt er als je een energiedrankje drinkt? Noteer drie stappen. Begin met: ‘Eerst …’, daarna ‘Dan …’ en de derde stap begint met ‘Vervolgens …’ 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Vragen
  1.  Welke vier gevolgen van het drinken van energiedrankjes noemt de arts? 
  2. Hoe word je in dit filmpje geholpen om de belangrijkste punten te onthouden? 
  3. Wat gebeurt er als je een energiedrankje drinkt? Noteer drie stappen. Begin met: ‘Eerst …’, daarna ‘Dan …’ en de derde stap begint met ‘Vervolgens …’ 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het doel van dit filmpje?
Is het filmpje betrouwbaar?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Huiswerk week 24
  • Thema D, Lezen:
  • BK: paragraaf 2, blz. 152: opdracht 1, 2 en 3
  • KT: paragraaf 2, blz. 156: opdracht 1, 2, 3 en 4
  • Oefen je spelling en werkwoordspelling. Herhaal en oefen op Cambiumned.nl!
  • Start met je fictiedossier (inleveren week 25!)











Slide 17 - Tekstslide


 Maak de zin af.
 Aan een signaalwoord kun je zien ...
 Vraag 4 van 10
A
uit hoeveel alinea’s de tekst bestaat.
B
wat voor soort zin er in de tekst staat.
C
uit hoeveel zinnen de tekst bestaat.
D
wat voor soort verband er in de tekst staat.

Slide 18 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden zo, zoals en denk aan?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
voorbeeld

Slide 19 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden eerst en daarna?
 Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tijdsvolgorde
D
reden

Slide 20 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden ten eersteook en verder?
 Vraag 8 van 10
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tijdsvolgorde
D
tegenstelling

Slide 21 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden ten eersteook en verder?
 Vraag 8 van 10
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tijdsvolgorde
D
tegenstelling

Slide 22 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide