Via Vervolg 1F Deel B thema 6 H1 Belangrijke woorden
1 / 25
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
De ambitie is:
A
Verlangen om hogerop te komen in je werk
B
Iets waarvan ik zou wensen dat mijn leerlingen iets meer van bezitten
C
Niet weg te denken in de huidige samenleving
D
iets anders nl...
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een CAO?
A
Collectieve arbeidsovereenkomst
B
Centrale arbeidsopzet
C
Collectieve afsprakenovereenkomst
D
Centrale arbeidsovereenkomst
Slide 4 - Quizvraag
Wat betekent een CAO?
A
net als de CIA, maar dan de Nederlandse versie
B
Centrale arbeidsopzet
C
Opgeschreven afspraken tussen werkgevers en werknemers
D
boekje met regels
Slide 5 - Quizvraag
de idealen
A
Volmaakt
B
ideeën die je graag wilt verwezenlijken
C
Verlangens en ambities
D
Doeleinden
Slide 6 - Quizvraag
de korte termijn
A
Een gevolg binnen een mensenleven
B
Een gevolg wat wij nu nog terug kunnen zien
C
Een gevolg dat te zien is na een eeuw
D
Een korte tijd vanaf het nu
Slide 7 - Quizvraag
de lange termijn
A
Binnen korte tijd
B
Morgen is goed
C
Zorgen dat alles goed komt
D
Een lange tijd na nu
Slide 8 - Quizvraag
de loopbaan
A
de baan waarop je loopt
B
het werk dat je doet
C
De verschillende banen en functies die iemand na elkaar heeft.
Slide 9 - Quizvraag
de promotie
A
iemand die ergens werkt
B
het vermogen om snel iets te begrijpen
C
last hebben van
D
een hogere functie krijgen in je werk
Slide 10 - Quizvraag
de sector
A
een grote groep bedrijven en organisaties binnen dezelfde beroepsgroep
B
iemand met een eigen bedrijf
C
het alleen moeten doen
D
werken en verdienen op basis van een contract
Slide 11 - Quizvraag
de uitdaging
A
een moeilijke taak
B
wat vooraf gebeurt
C
geplande gebeurtenis
D
uitmaken met je relatie
Slide 12 - Quizvraag
doelen stellen
A
Een doel bereiken
B
Een doel bedenken
C
Een doel nastreven
D
Bepalen en afspreken wat je wilt bereiken
Slide 13 - Quizvraag
functioneren
A
toekomstige functie
B
een kunstwerk bezichtigen
C
zeer duidelijk werken
D
doen wat je moet doen, werken
Slide 14 - Quizvraag
het traject
=
=
A
in een volgorde zetten
B
de weg die wordt afgelegd of de route die je volgt
C
in volgorde doen
Slide 15 - Quizvraag
Wat is initiatief nemen?
A
ontslag nemen
B
zonder opdracht iemand volgen
C
zelf actie ondernemen zonder een opdracht af te wachten
D
in opdracht snel handelen
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekent nastreven?
A
achterna lopen
B
helpen
C
klinken
D
proberen te bereiken
Slide 17 - Quizvraag
Wat is ontplooien?
A
Je talent verbeteren
B
Van tevoren zeggen wat er gaat gebeuren
C
Denken dat iets zal gebeuren
D
Zonder hulp van anderen
Slide 18 - Quizvraag
ontwikkelen
A
studeren
B
lezen in boeken
C
development
D
kennis vergroten, dingen bijleren
Slide 19 - Quizvraag
De ambitie is:
A
Verlangen om hogerop te komen in je werk
B
Iets waarvan ik zou wensen dat mijn leerlingen iets meer van bezitten
C
Niet weg te denken in de huidige samenleving
D
iets anders nl...
Slide 20 - Quizvraag
oriënteren betekent....
A
een beeld vormen
B
zoveel mogelijk info verzamelen om daarna te bepalen wat je ermee gaat doen
C
inleiden
D
voorstellen in gedachten
Slide 21 - Quizvraag
Dat had ik wel verwacht!
verwachten =
verwachten =
A
iets gebeurt
B
iets is gebeurd
C
denken dat iets zal gebeuren
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekent: 'voorspellen'?
A
Zeggen wat er gaat gebeuren
B
Zeggen wat je niet moet doen
C
Zeggen wat waarom je boos ben
D
Zeggen waarom je blij bent
Slide 23 - Quizvraag
Wat is zelfstandig?
A
Ik kan het zelf.
B
Ik vraag vaak hulp.
C
Ik doe alles alleen.
D
zonder de hulp of steun van anderen
