Commerciële Calculaties l1

Commerciële Calculaties
Wat weten jullie al?


010  E-com academy
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Commerciële Calculaties
Wat weten jullie al?


010  E-com academy

Slide 1 - Tekstslide

Commerciële calculaties
Waar denk je aan?

Slide 2 - Woordweb

En waarom zijn commerciële
calculaties belangrijk, denk je?

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen wat omzet is. 
  • Ik kan omzet berekenen.
  • Ik kan uitleggen wat afzet is.
  • Ik begrijp wat inkoop is.
  • Ik begrijp het verschil tussen brutowinst en nettowinst.
  • Ik  kan de brutowinst bereken

Slide 4 - Tekstslide

Commerciële Calculaties
Vanaf nu, iedere periode les in dit vak. 
 Examen in jaar 3!

Slide 5 - Tekstslide

Commerciële Calculaties
BOEK 

wie heeft m niet?
volgende keer meenemen

Slide 6 - Tekstslide

aanpak comm calc
1. lees wat je moet doen
2. als je weet wat je moet doen
3. pak je formuleblad en selecteer de formule
4. nu lees de tekst en verzamel de onderdelen die je in de formule ziet staan
5 vul de formule in
6 bereken 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

.
.

Slide 9 - Tekstslide

Nu een paar oefeningen
pak pen en papier
koop een schrift met ruitjes
een rekenmachine mag
en altijd een pen

Slide 10 - Tekstslide

Lisa gaat boodschappen doen. Ze koopt 3 kilo bananen (q).
Ze moet totaal € 4,50 afrekenen.
Wat is de prijs (p) voor 1 kilo bananen?
A
3 euro
B
13,50 euro
C
4,50 euro
D
1,50 euro

Slide 11 - Quizvraag

Joey verkoopt popcorn bij de bioscoop. Een bak popcorn kost 4 euro (p). Hij verkoopt totaal 40 bakken (q) popcorn. De ingrediënten koopt hij in voor € 15 euro ( suiker, zout, mais). Hoeveel is de omzet van Joey?

Slide 12 - Open vraag

Wat is omzet?
het bruto bedrag dat je van je klanten krijgt wanneer je hen product levert

Slide 13 - Tekstslide

Hoe bereken je omzet?
Prijs x afzet  (p * q)

Slide 14 - Tekstslide

Wat is afzet?
afzet is het aantal stuks dat je hebt verkocht

stuks

Slide 15 - Tekstslide

Wat is afzet?

Slide 16 - Tekstslide

Omzet berekenen
Air-up verkoopt waterflessen voor 30 (prijs) euro per stuk. Air- up heeft afgelopen maand 100 flessen (afzet)verkocht. 
De omzet bereken je door:
30 x 100 = 3.000 euro omzet 

Slide 17 - Tekstslide

Finn is een bedrijf gestart (start-up) en verkoopt telefoonhoesjes voor 15 euro, gemaakt van 100% gerecycled materiaal. Het materiaal koopt hij in voor € 10 per kilo. Voor zijn machines waarmee hij de telefoonhoesjes maakt betaalt hij €300 huur per maand. In de eerste maand verkoopt hij 450 hoesjes. In de tweede maand 10% meer. Hoeveel is de omzet in de tweede maand?

Slide 18 - Open vraag

Hoe bereken je de omzet?
A
inkoopprijs x afzet
B
afzet - verkoopprijs
C
inkoopprijs + btw
D
afzet x verkoopprijs

Slide 19 - Quizvraag

De inkoopprijs van een iphone is € 500. Variabele kosten zijn € 50 euro per Iphone. De verkoopprijs is € 800 per iphone. Ik verkoop 16 Iphones. Hoeveel bedraagt mijn omzet?
A
800
B
12.800
C
8.000
D
1.600

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een inkoopprijs?

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een inkoopprijs?
de directe kosten van het product (grondstoffen) dat je verkoopt
(inkoopwaarde van de omzet)

Slide 22 - Tekstslide

Wat krijg je als je de
omzet - inkoopprijs =
berekent?
A
Kosten
B
Netto winst
C
brutowinst
D
inkoopwaarde van de omzet

Slide 23 - Quizvraag

Brutowinst
Omzet 
Inkoopwaarde -/-
Brutowinst

Slide 24 - Tekstslide

Menno verkoopt led tv's, hij koopt deze in voor € 300 per tv. De verkoopprijs per tv is € 700. Afgelopen jaar heeft Menno 432 tv's verkocht. Hoeveel bedraagt de brutowinst van Menno?

NB het begint met goed lezen, de onderdelen die je nodig hebt te selecteren, dan berekeningen uitvoeren
A
€ 302.400
B
€ 129.600
C
€ 172.800
D
172.800 stuks

Slide 25 - Quizvraag

Nettowinst
Omzet 
Inkoopwaarde -/-
Brutowinst
vaste kosten -/-
_______________
netto winst


Slide 26 - Tekstslide

welk soort kosten ken je?

Slide 27 - Woordweb

soorten kosten
(inkopen prod) directe kosten    - indirecte kosten ( gas water  )         
(inkopen grondstoffen )variabele kosten  -  vaste kosten gebouw, leaseauto)

Slide 28 - Tekstslide

Voorbereiding volgende les
Lees hoofdstuk 1 Boek Commerciële Calculaties 
paragraaf 1 tot en met 3

Slide 29 - Tekstslide

wat heb je vandaag geleerd?

Slide 30 - Woordweb

aanpak comm calc
1. lees wat je moet doen
2. als je weet wat je moet doen
3. pak je formuleblad en selecteer de formule
4. nu lees de tekst en verzamel de onderdelen die je in de formule ziet staan
5 vul de formule in
6 bereken 

Slide 31 - Tekstslide