Le futur simple inhalers 15 april 2021

Chapitre 3  (Havo 3)
-gram C + G



1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 3  (Havo 3)
-gram C + G



Slide 1 - Tekstslide

Afspraken
Doel van de toets:
Je krijgt inzicht in hoeverre je de lesstof beheerst.

Maak de toets zonder hulpmiddelen. . 

Je hebt voor de toets 20 minuten de tijd 
Lever je toets in als je klaar bent.
Klik op bewaar na elke opdracht.


Slide 2 - Tekstslide

Grammaire
Le Futur

Slide 3 - Tekstslide

Tu _______ (vendre=verkopen)
A
vendrerai
B
vendras
C
vendrera
D
vendrerais

Slide 4 - Quizvraag

Elle ______ (être=zijn)
A
serai
B
sera
C
êtrai
D
êtras

Slide 5 - Quizvraag

Vous ______ (choisir=kiezen)
A
choisissons
B
choisirons
C
choisions
D
choisirez

Slide 6 - Quizvraag

Ils ______ (parler) Futur

Slide 7 - Open vraag

Je ______ (demander) futur

Slide 8 - Open vraag

J' ______ (avoir) futur

Slide 9 - Open vraag

Vous _______ (perdre)futur

Slide 10 - Open vraag

Zet deze zin in de futur simple

La fille chante une chanson.

Slide 11 - Open vraag

Grammaire
Connaître

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaître" in de present?
A
Elle connaissais
B
Elle connaitre
C
Elle connaitras
D
Elle connaît

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaître" in de passé composé?
A
Elles sont connu
B
Elles connaissaient
C
Elles ont connu
D
Elles connaitre

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaître" in de présent?
A
Ils connaissaient
B
Ils ont connu
C
Ils connaitre
D
Ils connaissent

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaître" in de imparfait?
A
Je connaitrais
B
Je cannais
C
Je connaissais
D
Je connaissaitrais

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaître" in de futur simple
A
Elles ont connu
B
Elles connaissaient
C
Elles sont connu
D
Elles connaitront

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaître" in de futur simple?
A
Je connaitrai
B
Je connaitrais
C
Je suis connu
D
Je connaissais

Slide 18 - Quizvraag

nous avons connu
vous connaîtrez
il connaît
nous connaissons
il connaîtra
on connaissait
wij hebben gekend
hij kent
u zal kennen
wij kennen
hij zal kennen
wij kenden
hij kende
jullie kennen

Slide 19 - Sleepvraag

Nous (connaître-présent) la tour Eiffel?
A
connais
B
connaissez
C
connaissons
D
connu

Slide 20 - Quizvraag


traduis: Hij heeft gekend
A
Il a connu
B
Il est connu
C
On a connu
D
Vous connaitre

Slide 21 - Quizvraag


Wat is de stam van "connaître" in de futur?
A
connaître
B
connaît
C
connu
D
connaîtr

Slide 22 - Quizvraag

Les élèves (connaître-imparfait) ce prof.
A
connaissent
B
connaissaient
C
connaîtraient
D
connaîtront

Slide 23 - Quizvraag

Nous (connaître-imparfait)la tour Eiffel.
A
connaissiez
B
connaaissait
C
connaissions
D
connais

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent:
je connaissais?

Slide 25 - Open vraag



traduis: de vier meisjes hebben gekend
A
Les quatres filles ont connu
B
Les quatres filles connaissaient
C
Les quatres filles sont connu
D
Les quatres filles connaitre

Slide 26 - Quizvraag



Jean (heeft gekend)
A
Pierre a connu
B
Pierre est connu
C
Pierre as connu
D
Pierre es conu

Slide 27 - Quizvraag



Mon oncle et ma tante (kennen)
A
connaissent
B
connaisent
C
conaissent
D
connaissont

Slide 28 - Quizvraag


Tu (kende)
Toi!!
A
Tu connaisais
B
Tu connaissais
C
Tu connaissait
D
Tu connaissai

Slide 29 - Quizvraag



Mon frère et ma soeur (zullen kennen)
A
Mon frère et ma soeur connaîtront
B
Mon frère et ma soeur connaîtraient
C
Mon frère et ma soeur connaîtrait
D
Mon frère et ma soeur connaîtrent

Slide 30 - Quizvraag