Oefenen begrippenlijst examen

Theater, wat en waarom?

BEGRIPPENLIJST
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Theater, wat en waarom?

BEGRIPPENLIJST

Slide 1 - Tekstslide

Begrippen
De meeste begrippen snap je al wel, omdat je ze vaak dóet. Sommige begrippen moet je écht even leren. 

In deze LessonUp oefen je met de begrippen. Zorg dus dat je ze hiervoor geleerd hebt.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is SPELWERKELIJKHEID?
A
Brugklasvoorstelling: ik ben een brugger in de klas
B
Brugklasvoorstelling: ik ben Piet en ik speel in lokaal 299 dat ik een brugger ben

Slide 3 - Quizvraag

Dramatische tijd
Je krijgt zometeen een fragment te zien uit de korte film 'A single life'. 

De vrouw vindt een single (kleine plaat) op haar deurmat en legt die op haar platenspeler. Er gebeurt in dit fragment iets met de dramatische tijd.

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Wat betekent het begrip DRAMATISCHE TIJD?

Slide 6 - Open vraag

Wat gebeurt er in dit fragment met de dramatische tijd?

Slide 7 - Open vraag

Dat er iets met de tijd gebeurt, merk je bijvoorbeeld aan de pizza.
Waaraan merk je dat nog meer? Geef drie antwoorden.

Slide 8 - Open vraag

Wat is een CLIFFHANGER
(in een SOAP)?
A
Een serie verhalen die op elkaar aansluiten.
B
Een film met Jim Bakkum
C
Een verhaal dat verder gaat waar de vorige aflevering is gebleven
D
Een afloop van een scène waarbij het verhaal nog niet is afgelopen, waardoor de spanning groter wordt

Slide 9 - Quizvraag

Sleepvraag
Bij het oefenen van een voorstelling horen verschillende stappen. 
Zet de stappen in de juiste volgorde:

Slide 10 - Tekstslide

Repetitie
Doorloop
Generale repetitie
Try-out
Première
Voorstelling
Auditie/Casting
5
6
7
2
3
4
1

Slide 11 - Sleepvraag

Wat zijn de 4 functies van theater?

Slide 12 - Open vraag

Sleepvraag
Sleep het juiste voorbeeld naar de bijbehorende FUNCTIE.

Slide 13 - Tekstslide

Educatief kindertheater over dieren
het vertellen van een mop in de klas
Maatschappij-kritisch cabaret
Een reclamespotje
Informeren
leren
Amuseren
Overtuigen
Overhalen

Slide 14 - Sleepvraag

Wat is een SOUFFLEUR?
A
Iemand die helpt met het kostuum van een acteur
B
Iemand die de catering doet bij een voorstelling
C
Een ander woord voor rekwisiet
D
Iemand die de tekst voorzegt voor de acteurs

Slide 15 - Quizvraag

Welke is géén THEATERVORM?
A
cabaret
B
mime
C
toneel
D
film

Slide 16 - Quizvraag

Wat was MIME ook alweer?
A
Toneelspelen zonder te praten maar wel met bewegen
B
Toneelspelen zonder te praten en bewegen
C
Overdreven toneelspelen
D
Toneelspelen zonder script

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor BLIJSPEL?
A
Tirannie
B
Tragedie
C
Komedie
D
Geen van deze antwoorden is goed

Slide 18 - Quizvraag

Noem een kenmerk van de theatervorm SLAPSTICK:

Slide 19 - Open vraag

Wat is de theatervorm ABSURDISME?
A
Een rare situatie waarin je bent beland
B
Genre in de kunst die wil laten zien dat het leven zinloos is.
C
Een manier om te improviseren
D
Een voorstelling waarin niet gesproken wordt.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van ABSURDISME in een scene?
A
De schoen van Assepoester praat terug
B
Romeo klimt omhoog naar het balkon van Julia
C
Alice maakt een handstand in de scene
D
De lakei rent gillend weg

Slide 21 - Quizvraag

Bij LOCATIETHEATER:
A
speelt de voorstelling buiten
B
spelen de kenmerken van de locatie een grote rol
C
moet het publiek zich verplaatsen tijdens de act

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een CUE?
A
Een attribuut van een clown
B
Donkerslag
C
Aanvang van het stuk
D
Een teken, waardoor je weet dat je op moet/ iets moet instarten

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een OPEN DOEKJE ?
A
Zakdoek als attribuut van personage
B
Een toegift
C
Scène volgorde, die achterin de coulisse hangt.
D
Applaus bij open doek

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Een beschrijving en beoordeling van een voorstelling in bijv. de krant, noem je:
A
Recensie
B
Open doekje
C
Nabespreking
D
Auditie

Slide 26 - Quizvraag