Phase 2 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Phase 2 grammatica

Unit: Gezonde geest in gezond lichaam

Vandaag

1. herhaling grammatica
2. conjucties oefenen
3. werken werkblad

Waar komt het direct verbum in een 'normale zin'?

1. Aan het begin
2. Aan het eind
3. Op de 'tweede plek'
4. Kan overal

Welke zin(nen) is/zijn goed?

1. Ik sport heel vaak
2. Sport heel vaak ik
3. Ik heel vaak sport
4. Heel vaak sport ik

Waar staat het subject in een 'normale zin'

1. Aan het begin
2. Aan het einde
3. Naast het direct verbum
4. Kan overal

Inversie

'Inversie' is wanneer NIET het subject, maar iets anders aan het begin van de zin staat. Het verbum is altijd 'second'.

Voorbeeld:

Normale zin: Ik eet mijn brood op school

In versie: Op school eet ik mijn brood

Verander naar inversie:
De leraar geeft op maandag dansles.

Welke zin is inversie?

1. Om gezond te blijven ik sport.
2. Sport ik om gezond te blijven.
3. Ik om gezond te blijven sport.
4. Om gezond te blijven sport ik.

Zet de zin in inversie:
Marco speelt met vrienden in een band.

Lange zinnen maken..

Now you know how to make a 'normal sentence', let's make them longer. 

How would you make these two sentences 'one' sentence? Discuss the examples with a peer.

1. Ik eet een salade voor lunch. Ik wil gezond zijn.

2. Mary is niet lui. Zij sport elke dag.

3. Bert heeft een broer. Hij heeft geen zus.

4. Ik heb zin in een appel. Ik heb zin in een banaan.