Taal in beeld blok 5

Wat betekent een hazenslaapje?
A
Hazen slapen eigenlijk niet.
B
Een slaapje van hazen.
C
Een korte en licht slaapje zoals een haas doet.
D
Hazen slapen heel veel.
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 6,8

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wat betekent een hazenslaapje?
A
Hazen slapen eigenlijk niet.
B
Een slaapje van hazen.
C
Een korte en licht slaapje zoals een haas doet.
D
Hazen slapen heel veel.

Slide 1 - Quizvraag

Wat betekent iets uit je mouw schudden.
A
Je vindt iets makkelijk om te doen.
B
Je mouwen zijn te lang.
C
Je hebt iets in je mouw gestopt en dat schud je eruit.
D
Je kunt niet iets uit je mouw schudden.

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent het dat je je oren spitst?
A
Dat je grote oren hebt?
B
Dat je op een muis lijkt.
C
Dat je heel goed luistert.
D
Dat je oorpijn hebt.

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer zit je in de put?
A
Wanneer je het niet meer ziet zitten.
B
Wanneer je in de put bent gevallen.
C
Wanneer je iets wil vragen.
D
Wanneer je water zoekt.

Slide 4 - Quizvraag

Hij bekijkt zijn leven door een roze bril.
A
Dat hij gewoon veel van roze houdt.
B
Hij een nieuwe bril nodig heeft.
C
Hij alleen de slechte dingen ziet.
D
Hij ziet alleen de positieve, fijne dingen.

Slide 5 - Quizvraag

Beschrijf een dier zonder de naam van het dier te noemen.

Slide 6 - Open vraag

In Friesland spreken mensen Fries, is dat een streektaal of een dialect.
A
Streektaal
B
Dialect
C
Vlaams
D
Frans

Slide 7 - Quizvraag

zo spoedig mogelijk
in plaats van
bijvoorbeeld
aanstaande
van links naar rechts
z.s.m.
v.l.n.r.
a.s.
bijv.
i.p.v.

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

Het is logisch, logischer en logischt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Maak af: weinig-............-.............
A
-minder-minst
B
-weiniger-weinigst
C
-minder- weinigst
D
-weiniger-minst

Slide 11 - Quizvraag

Het is tragisch-tragischer-het meest tragisch
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag